Vandaag in het Dagblad van het Noorden (DvhN) opnieuw aandacht voor het geval van een scholier die "doodgepest" zou zijn.
Het is invoelbaar dat de dood van een 14-jarige jongen diepe sporen achterlaat bij zijn familie.
De moeder van deze jongen blijkt geen gelegenheid onbenut te laten om een aantal klasgenoten en de school verantwoordelijk te stellen. Ondanks dat de jongen al maanden daarvoor die school verlaten had.
De klasgenoten en de school kunnen zich niet verweren tegen het mediageweld van de Telegraaf, Hart van Nederland, Knevel & van den Brink, die de moeder een spreekbuis geven, zonder "wederhoor".
Onderzoek van het DvhN (helaas nog niet online) beweert dat Ricky een "notoire spijbelaar" was, die soms een maand niet op school kwam. Van gepeste kinderen kan ik me dat nog wel voorstellen, maar daarin horen de ouders dan toch ook een rol te spelen, en niet pas achteraf.
Het wederhoor zou laten zien, dat Ricky zichzelf ook niet onbetuigd liet bij pesterijen.
Er is nieuw onderzoek gedaan door Justitie. Autopsie heeft echter al een natuurlijke doodsoorzaak vastgesteld: hartfalen bij overgewicht.
Door dit artikel moest ik wel terugdenken aan mijn eigen schooltijd, de LTS eind vijftiger jaren.
In het eerste jaar zat in mijn klas een jongen (Gerrit?) met vreemde littekens in de huid van zijn achterhoofd. Of hij me ooit de oorzaak verteld heeft, weet ik niet meer, maar ik ben er nu van overtuigd dat dat het gevolg is geweest van brandwonden. Kokend water misschien?
Wat opvalt wordt in die leeftijdsgroep scherp onder woorden gebracht. Pubers zijn niet subtiel en schoppen zich los van hun ouders, en dus van de hele wereld om zich heen. Over wat ze eng vinden kunnen ze nog niet goed een vorm te vinden om dat te verwoorden.
In dit geval in het Drents, omdat het authentiek is - ondertiteling volgt.
Gerrit kreeg vaak het advies om te proberen een normale haargroei op het littekenweefsel in zijn nek te herstellen: "Hé jong, haol toch een puut greszoad veur je nek!" 1)
Gerrit was er inmiddels aan gewend, en had vaak een antwoord, dat ik diep bewonder en dat nog steeds zelfstandig in mijn gedachten zwalkt bij irritante personen: "Ach jong, je va mus je in de hege meeg'n hebb'n, dan har der nou een braanekkel staon!" 2)
Ik verbeeld me dat ik min of meer bevriend was met Gerrit. Heb ik meegedaan aan het pesten? Ik durf mezelf niet onschuldig te verklaren, maar als verweer voer ik aan dat ik zelf ook gepest ben met zwakke eigenschappen en naamsverwantschap met toen actuele hoogwaardigheidsbekleders.
Van Gerrit is ook de specificatie van een loensende klasgenoot: "Die is zó scheel, die kek met het iene oog in de spekpan en met het andere in de wiemel!" 3)
Ondertiteling:
1) "Hé jongen, haal toch een zak graszaad voor je nek."
2) "Ach jongen, je vader zou je in de heg gepist moeten hebben, dan had daar nu een brandnetel gestaan."
3) "Die is zó scheel, die kijkt met het ene oog in de spekpan en met het andere in de schoorsteen."
Wiemel: plaats in de schoorsteen, waar het vlees en spek gerookt of geborgen wordt
Herkenbaar stuk uiteraard. Ook ik ben gepest en ik zal ook wel hetzelfde gedaan hebben. Als kleine jongen werd ik getreiterd met associaties op mijn achternaam. Soms ging het verder en werden mijn boeken in een plas gegooid. Op den duur heb ik iemand keihard aan zijn haren getrokken tot ie jankte. Vanaf dat moment durfden ze alleen nog op afstand te schreeuwen en niet lang daarna was het over. Later begrijp je die dingen beter. Pesten zal nooit helemaal kunnen worden uitgebannen. De uitwassen moeten wel worden aangepakt.
BeantwoordenVerwijderenIk ben zelf nooit gepest, en heb zelf ook nooit meegedaan aan pesterijen, behalve één keer.. Mijn beste vriendin en ik (11) hadden het het idee opgevat dat een klasgenootje een irritant dom wezentje was. We hebben haar een aantal dagen dwars gezeten met kleine pesterijtjes. Maar opeens hadden we medelijden met haar, en hebben we onze welgemeende excuses aangeboden. Pas vele jaren later begreep ik dat wij, jonge onzekere meisjes, het eigenlijk heel moeilijk hadden met onszelf, en even moesten afreageren op een onschuldig slachtoffer..
BeantwoordenVerwijderenValt niet goed te praten natuurlijk, maar wel fijn dat we inzagen dat het fout was wat we deden.
Geweldig Dwarsbongel dat je dat voor een reactie van mij hebt willen veranderen hier;-)) Nee joh, ik ben er echt blij mee!
BeantwoordenVerwijderenWat dat pesten betreft, dat is van alle tijden, tot zelfs in de volwassennenwereld aan toe. Hoewel ikzelf nooit gepest ben heb ik het altijd gehaat. Ik had het nadeel dat ik alleen maar achter mijn rug 'besproken' ben.
Ik beaam J@n: "Pesten" (evenals plagen trouwens), is niet nieuw en van alle tijden. Het is een manier van omgaan met een zekere vorm van angst voor dingen die afwijken van de norm.
BeantwoordenVerwijderenHoe er tegenaan gekeken wordt de laatste jaren, dat is wel nieuw.
Daarbij intrigeert me vooral in welke mate pestgedrag wordt beïnvloed door het ingrijpen en reageren van buitenstaanders...
Aan elke medaille zitten immers meerdere kantjes, niet?
Meeslepend onderwerp ;-)
- Dauw -
Pesten is er altijd al geweest, alleen het gaat om de hoeveelheid, die gaat soms echt te ver... Helaas kan het niet uitgesloten worden, maar je moet het wel proberen in de perken te houden, kleine pesterijen zijn leuk, maar dagelijks in elkaar geslagen worden is geen pretje... alleen omdat je iets anders bent, terwijl iedereen anders is... ;)
BeantwoordenVerwijderenVoorzover plagen niet ontaard in stelselmatig pesten, kan het karaktervormend zijn. Geslagen worden is mishandeling, en gaat daarom verder dan pesten en is ontoelaatbaar. Dat jongens (of meisjes) onderling eens aan het vechten slaan past in de biologische "traditie", maar bepaalde patronen daarin zijn onaanvaardbaar.
BeantwoordenVerwijderenIk ben flink gepest: klein van stuk, bril op vanaf mijn tweede, desondanks behoorlijk scheel, en een stuk belezener dan de andere jongens in de klas. Ze noemden me dan ook de professor, of, ter variatie, schele, brillejood of in combinatie: schele brillejood of schele professor.
BeantwoordenVerwijderenEr was er één die drie keer was blijven zitten en zodoende bij ons in de klas kwam. Hij was een paar koppen groter dan ons en speelde de baas over iedereen. Ik was zijn favoriete mikpunt. In die tijd heb ik één ding geleerd: dat je niet alles over je kant moet laten gaan. Want als je duikt, bevestig je zo iemand in zijn macht. Ik zie me nog bovenop die gast zitten, hem slaand waar ik hem raken kon.
Toen we naar de middelbare school gingen, had hij al een brommer. Als ik dan het eerste uur vrij was en dus niet met de groep meereed maar in mijn uppie langs de vaart naar Meppel fietste, kwam hij me wel eens achterop, waarbij hij me tijdens het inhalen dan altijd een klap of een stomp op de rug gaf. Tot die keer dat ik naar links zwenkte, en hij, om een botsing te vermijden naar rechts moest. Met zijn brommer belandde hij eerst in de zachte berm en vervolgens in de sloot die rechts langs het fietspad lag. Ik heb hem niet geholpen om eruit te komen en nooit meer last van hem gehad.