Het strand is leeg op een eenzame wandelaar na. Het sneeuwt licht.
Nelis laat zijn paraplu dicht, hij gebruikt 'm als wandelstok. De sneeuw bedekt zijn hoed met witte vlokken, en zijn jas kan ertegen.
Hij hoort een signaal van zijn smartphone. Hij heeft zich uiteindelijk laten overhalen zo'n ding te nemen. Het duurt even voor hij die heeft opgediept uit zijn binnenzak.
Een tekstbericht van zijn vrouw: haar vriendin, een bekende TV-ster, heeft in een #MeToo bericht een vroegere leraar beschuldigd, en daar heeft ze zelf ook les van gehad.
En of hij gauw naar huis komt, want ze is flink overstuur! Dat belooft hij.
Het is nog een heel eind lopen naar de strandopgang, en het lopen in het mulle zand gaat hem zo langzamerhand wat moeilijker af.
Zijn gedachten dwalen af naar zijn jeugd. Nu lopen kinderen als vanzelfsprekend met een telefoon rond, waarmee je internet kunt gebruiken op allerlei manieren, foto's maken, en bellen natuurlijk. Toen had misschien één van de tien huizen in de betere buurten een vaste telefoon, en moest je een verbinding aanvragen via een telefoniste.
Over sexualiteit werd niet gesproken en al helemaal niet als er kinderen bij waren. Als er twee mannen in één huis woonden, zonder vrouwen, werd er iets gemompeld over Sodom en Gomorra. Hij had destijds wel begrepen dat daar iets "zondigs" mee bedoeld werd, maar wat? Geen flauw idee, maar het moest wel heel erg zijn, want God had die steden verwoest, en Lot's vrouw, die tòch had omgekeken werd een zoutpilaar!
Nelis glimlachte: wat was er veel veranderd sinds die tijd! Hij had zijn ouders nooit bloot gezien, en ofschoon hij borstvoeding had gehad, had hij geen enkele herinnering aan zijn moeders blote borsten. 's Zomers lagen hier vrouwen topless te zonnen, en even verderop was het naaktstrand.
Zelf was hij vroeger samen met zijn kinderen in bad geweest en had ze gewassen.
Hij had zich wel eens kwetsbaar gevoeld, als er weer een bericht was over verstoorde verhoudingen tussen ouders en kinderen: als hij ruzie zou krijgen met zijn kinderen zouden ze dan...
Zoals die politiechef van Schiermonnikoog, die met de rest van zijn gezin op spectaculaire wijze was gearresteerd, nadat een dochter hen vals had beschuldigd van incest.
Zo gleden zijn gedachten naar de plek waar hij was opgegroeid, aan de rand van het bos. Het was een heerlijke omgeving voor kinderen, aan de ene kant van de huizen een rustige straat met nauwelijks autobezitters. Leveranciers en de schillenboer kwamen eens per week langs met een bakfiets of paard en wagen.
Aan de andere kant was het bos, met brede brandgangen en smalle paadjes tussen het struikgewas. Alle kinderen uit de straat deden mee met blikspuit, verstoppertje, of "kojbojs en indianen".
Soms speelde Nelis er alleen. Op een keer, midden in de zomer, was hij daar in zijn eigen fantasiewereld bezig met takjes en dennenappels. Hij had de plattegrond van een huis getekend in het zand.
Er kwam een jonge man langs, die bleef staan kijken. Hij vroeg belangstellend aan Nelis wat hij aan het doen was, en zo ontspon zich een gesprek over het bos en de vogels die je er kunt horen.
De jonge man doet vogelgeluiden na, en laat Nelis raden wat het is.
"Eendjes", zegt Nelis enthousiast, "als we bij opa en oma zijn gaan we die altijd voeren met brood!"
"Wil je wel een nest met jonge eendjes zien?", vraagt de jonge man.
"Maar die zijn hier toch niet in het bos?"
"Jawel hoor, een eindje verderop weet ik een nest, bij een geheim vijvertje."
Nelis aarzelt: "Ik mag eigenlijk niet zo ver weg van mijn moeder."
"O, maar het is niet zo ver hoor! Maar we moeten wel heel voorzichtig zijn. De eendjes zijn alleen aan mij gewend. Kom maar."
Ze lopen langs een smal paadje.
"Nu komen we dichtbij," zegt de jongen man, "maar je moet eerst net zo ruiken als ik, want als ze iemand anders ruiken worden ze bang."
"Hoe moet dat dan?" vraagt Nelis. Hij is wel erg nieuwsgierig.
"Nou, ga hier maar op je buik in dat zachte mos liggen, dan ga ik bovenop je liggen, en dan ruik je straks net zo als ik", zegt de jonge man.
Nelis gaat liggen en de jonge man gaat op hem liggen, heel voorzichtig. Ze liggen zo een poosje, en Nelis voelt de warmte van de jonge man, die een beetje beweegt.
Dan gaan ze weer staan.
"Ik geloof dat het niet goed gelukt is", zegt de jonge man.
Nelis kijkt teleurgesteld.
"Misschien moeten we het morgen nog een keer doen," zegt de jonge man. "Maar je moet ons geheim aan niemand vertellen, hoor, want anders gaat iedereen naar de eendjes zoeken en dan gaan ze weg! Kom je morgen weer hier naartoe?"
"Ja goed", zegt Nelis, en gaat weer naar zijn takjes en dennenappels.
Hij is de volgende dag heel erg teleurgesteld als hij uren op dezelfde plek wacht, en de vriendelijke jonge man niet komt. Hij had zich zó verheugd op het geheime nest met eendjes. Misschien komt hij morgen... Maar hij verklapt niets!
Tja, denkt Nelis, dat geheim heb ik inderdaad nooit verklapt.
Zo, hier krijg ik weer vaste grond onder de voeten. Bovenop het duin is de weg verhard. Hij draait zich nog even om en ziet dat er nu meer mensen lopen op het strand. Langs de waterkant rennen strandlopertjes heen en weer, en op de golven drijven een paar meeuwen en een paar kleumende eenden.
Achter de duinen schrijft hij met de punt van zijn paraplu in de ongerepte sneeuw: #WieNiet
MeToo of wie niet. Fictie of non-fictie. Hoe dan ook ijzersterk beschreven. Mijn complimenten.
BeantwoordenVerwijderen