26 maart 2012
25 maart 2012
Zonnetafel
Geplaatst in "6 woorden met beeld", thema:Fantasy; zie bij JokeZelf. Ik weet dat het niet strikt "middeleeuws" is, maar omdat in de literatuur Fantasy en Science Fiction meestal in één adem genoemd worden, en ik beide genres doorelkaar heb staan, vind ik deze bijdrage de sfeer voldoende benaderen.
Dit beeld, Zonnetafel, is gemaakt door Joost Barbiers en maakt deel uit van het project "Art-in-Stone". Toelichting ter plaatse bij dit beeld:
De Zonnetafel
Uit alle windstreken en vanaf de vroegste tijden dat mensen stenen getuigenissen achterlieten van hun bestaan, zijn ons beelden gebleven die we herkennen en, hoewel we de samenhang vaak niet volledig begrijpen, ons helpen bij de reflectie over ons eigen bestaan.
Belangrijk voor mijn werk was de kennisgeving met zwerfkeien in het gebied Uckermark ten Noordoosten van Berlijn, dat duidelijk gevormd werd door de opvolgende ijstijden. Het bracht me ertoe water te introduceren in mijn werk en een dialoog aan te gaan tussen de natuurgegeven vorm van de kei en mijn ingreep daarop.
Naam kunstenaar: Joost Barbiers, Amsterdam
Opleiding: Rijksacademie voor Beeldende Kunsten, Amsterdam.
Materiaal: blauw-grijs en rood graniet.
Voor een project van onze toenmalige Schrijverskamer, aansluitend op Art-in-Stone, heb ik bij dit beeld ooit een gedicht gemaakt:
Zonnetafel
De tafel van vijf
religies der aarde
wat hol is van buiten
zal bol zijn van binnen
en omgekeerd
niet meer gladglanzend
hard gepolijst
lens op hemel en zon
schootgedragen schotel
hard geland op quintet
op de kniën ter tafel
brandglas der aarde
©Gauke Zijlstra, 2006
De tafel van vijf
religies der aarde
wat hol is van buiten
zal bol zijn van binnen
en omgekeerd
niet meer gladglanzend
hard gepolijst
lens op hemel en zon
schootgedragen schotel
hard geland op quintet
op de kniën ter tafel
brandglas der aarde
©Gauke Zijlstra, 2006
23 maart 2012
De trein, software, en de kosmos
Ik lees: Treinstoring Amsterdam door softwarefout, en denk meteen terug aan de cursus Programmeren in FORTRAN, die ik ooit met goed gevolg deed.
Daarin werd plastisch uitgelegd welke gevolgen een heel klein foutje kan hebben: er schijnt ooit een ruimtesonde een onvoorspelbare route door de onmetelijke kosmos te hebben verkozen in plaats van de bedoelde baan om een planeet. Oorzaak: een programmeur had ergens een : getypt waar een ; had moeten staan (of omgekeerd).
Toen had ik al geleerd om te programmeren in PASCAL, een taal die veel strenger is, waardoor je veel minder fouten maakt, en sneller eventuele fouten terugvindt.
Daarna kwam de taal C en de afgeleide C++, die blijkbaar waren bedacht door mensen die zelfs moeite hadden om met één vinger te typen. Een taal die in mijn visie er om vraagt dat je fouten maakt, die moeilijk terug te vinden zijn.
En dan hebben we het nog niet gehad over het onderhouden van zo'n programma. Dat wordt meestal gedaan door iemand anders dan degene die het programma gemaakt heeft. Die moet dan uit zo'n krulsla-warboel proberen te herleiden wat de bedoeling van elke opdracht geweest is, en hoe de samenhang is: met een hekel aan typen, voeg je ook geen commentaar toe voor je collega's...
Al met al: we mogen met z'n allen blij zijn dat deze treinstoring tot gevolg had dat er geen treinen reden, in plaats dat er treinbotsingen zijn ontstaan door sein- en wisselfouten. Hoeveel treinreizigers zouden er dan wel "diep in de kosmos" terechtgekomen kunnen zijn...?
Zo kreeg ik toch een associatie met "Le dernier train de l'espace" (originele titel) van The Spotnicks.
Of beluister de Last Space Train-versie van de Hongaarse virtuoos Eugene Mago. Die heeft een indrukwekkend aantal gitaarmelodieën uit "de sixties" prachtig nagespeeld en op YouTube gezet.
Daarin werd plastisch uitgelegd welke gevolgen een heel klein foutje kan hebben: er schijnt ooit een ruimtesonde een onvoorspelbare route door de onmetelijke kosmos te hebben verkozen in plaats van de bedoelde baan om een planeet. Oorzaak: een programmeur had ergens een : getypt waar een ; had moeten staan (of omgekeerd).
Toen had ik al geleerd om te programmeren in PASCAL, een taal die veel strenger is, waardoor je veel minder fouten maakt, en sneller eventuele fouten terugvindt.
Daarna kwam de taal C en de afgeleide C++, die blijkbaar waren bedacht door mensen die zelfs moeite hadden om met één vinger te typen. Een taal die in mijn visie er om vraagt dat je fouten maakt, die moeilijk terug te vinden zijn.
En dan hebben we het nog niet gehad over het onderhouden van zo'n programma. Dat wordt meestal gedaan door iemand anders dan degene die het programma gemaakt heeft. Die moet dan uit zo'n krulsla-warboel proberen te herleiden wat de bedoeling van elke opdracht geweest is, en hoe de samenhang is: met een hekel aan typen, voeg je ook geen commentaar toe voor je collega's...
Al met al: we mogen met z'n allen blij zijn dat deze treinstoring tot gevolg had dat er geen treinen reden, in plaats dat er treinbotsingen zijn ontstaan door sein- en wisselfouten. Hoeveel treinreizigers zouden er dan wel "diep in de kosmos" terechtgekomen kunnen zijn...?
Zo kreeg ik toch een associatie met "Le dernier train de l'espace" (originele titel) van The Spotnicks.
Of beluister de Last Space Train-versie van de Hongaarse virtuoos Eugene Mago. Die heeft een indrukwekkend aantal gitaarmelodieën uit "de sixties" prachtig nagespeeld en op YouTube gezet.
20 maart 2012
Niklas - 120320 - Wat willen die Belgen nou...?
Als ik in Vlaanderen dossier moet zeggen tegen een dossjee,
waarom moet ik de Vlaamse schrijver Lanoye dan Lanwa noemen?
13 maart 2012
Straatracende opa's
Die ouwe dacht geloof ik mij even voor gek te zetten, met zijn elektrische fiets. Ik was in bijpassend tenue op mijn racefiets geklommen, en was bezig aan het laatste eindje naar huis. Bij een stoplicht stond hij ineens half naast me. Gewone fiets, dacht ik. Uit een zijpaadje gekomen zeker. Hij groette even en ik groette terug, zoals veel mensen hier nog doen, ook als je elkaar niet kent.
Toen het groen kwam, was ik sneller weg dan hij, ondanks mijn vermoeidheid. Maar meer dan 21 km/h haalde ik niet meer.
Een eind verderop hoorde ik ineens iets in mijn kielzog. Uit mijn ooghoek zag ik een fietser. Ik reed schuin tegen de wind in, dus hij kan er al een tijdje gehangen hebben.
Hij zag dat ik hem had opgemerkt en kwam naast me rijden. Het eerste wat ik zag was de enorm dikke naaf in zijn voorwiel, het tweede dat het de man was van bij het stoplicht.
Hij zei triomfantelijk: "Ik kan je met gemak bijhouden zo." Ik: "Wacht maar tot ik weer in conditie ben, dan lukt je dat niet meer. Dit is pas mijn derde training dit seizoen." Hij: "Nou ja, ik ben ook al 76." Ik: "Ik ben bijna 70."
Ik zag het ongeloof tussen zijn wenkbrauwen krullen, maar mijn overdrijving was toch minder dan anderhalf jaar?
Hij: "Dit rijdt wel heerlijk, hoor!" Ik: "Ik geef hier nog de voorkeur aan." Hij: "Tja, ik heb al een nieuwe knie, ik kan dat niet meer."
Bij een onoverzichtelijke oversteek reed hij nog net voor het aanstormende verkeer langs en sloeg af; ik stopte tot ik veilig kon oversteken.
Dat verhinderde dat ik hem nog kon vertellen dat ik er al 45 km op had zitten, met een gemiddelde van 21 km/h. Met een flink stuk tegenwind op de open vlakte, en ik heb onderweg nog een poosje met mijn zoon staan praten die daar aan het werk was (mijn oude fietscomputer loopt gewoon door, dus het gemiddelde stort dan in).
De actieradius *) van zijn e-fiets zou waarschijnlijk niet toereikend zijn geweest. En wat dan, met zijn knie...?
In elk geval heb ik lekker gefietst, zelfs nog een eindje door Duitsland. Lukt het dan toch, na een paar jaar slechts enkele tientallen kilometers te hebben gemaakt, mijn training weer serieus op te pakken?
Een fietsfoto's van mezelf uit 1995, deze gerespecteerde bult (22%) heb ik meermaals beklommen.
*) Informatie over de actieradius van elektrische fietsen: zie b.v. Fietsenblog en Tros Radar
Toen het groen kwam, was ik sneller weg dan hij, ondanks mijn vermoeidheid. Maar meer dan 21 km/h haalde ik niet meer.
Een eind verderop hoorde ik ineens iets in mijn kielzog. Uit mijn ooghoek zag ik een fietser. Ik reed schuin tegen de wind in, dus hij kan er al een tijdje gehangen hebben.
Hij zag dat ik hem had opgemerkt en kwam naast me rijden. Het eerste wat ik zag was de enorm dikke naaf in zijn voorwiel, het tweede dat het de man was van bij het stoplicht.
Hij zei triomfantelijk: "Ik kan je met gemak bijhouden zo." Ik: "Wacht maar tot ik weer in conditie ben, dan lukt je dat niet meer. Dit is pas mijn derde training dit seizoen." Hij: "Nou ja, ik ben ook al 76." Ik: "Ik ben bijna 70."
Ik zag het ongeloof tussen zijn wenkbrauwen krullen, maar mijn overdrijving was toch minder dan anderhalf jaar?
Hij: "Dit rijdt wel heerlijk, hoor!" Ik: "Ik geef hier nog de voorkeur aan." Hij: "Tja, ik heb al een nieuwe knie, ik kan dat niet meer."
Bij een onoverzichtelijke oversteek reed hij nog net voor het aanstormende verkeer langs en sloeg af; ik stopte tot ik veilig kon oversteken.
Dat verhinderde dat ik hem nog kon vertellen dat ik er al 45 km op had zitten, met een gemiddelde van 21 km/h. Met een flink stuk tegenwind op de open vlakte, en ik heb onderweg nog een poosje met mijn zoon staan praten die daar aan het werk was (mijn oude fietscomputer loopt gewoon door, dus het gemiddelde stort dan in).
De actieradius *) van zijn e-fiets zou waarschijnlijk niet toereikend zijn geweest. En wat dan, met zijn knie...?
In elk geval heb ik lekker gefietst, zelfs nog een eindje door Duitsland. Lukt het dan toch, na een paar jaar slechts enkele tientallen kilometers te hebben gemaakt, mijn training weer serieus op te pakken?
*) Informatie over de actieradius van elektrische fietsen: zie b.v. Fietsenblog en Tros Radar
11 maart 2012
Boodschap uit het hiernamaals?
Vanmorgen zag ik vanuit het keukenraam een klein, wit veertje liggen. Ogenschijnlijk niets bijzonders, maar het wonderlijke is, dat het er al een aantal dagen ligt. En dat terwijl het deze dagen redelijk droog weer was en het behoorlijk heeft gewaaid: dat heb ik gemerkt op mijn eerste fietstochtjes. Nu lagen er een paar dikke regendruppels op het veertje.
Ik riep Marijke er bij, die direct dezelfde naam noemde die ik in gedachten had: Ineke...
Ineke heeft onze trouwringen geleverd. Ik kende haar al vanuit "de Soos", de Sociëteit Drentse Kunstenaars, toen nog een informele gezelligheidsvereniging voor kunstenaars van diverse pluimage. Zij zat in het eerste "organisatietrio", samen met initiatiefnemer Huib Minderhoud. Ik zat in 1999 in het opvolgende trio en ben tot medio 2004 coördinator geweest, omdat de andere twee afvielen.
In de periode voor ons trouwen bezochten Marijke en ik Ineke een aantal keren in haar galerie, waar ze edelstenen, halfedelstenen en mineralen verkocht. Ook in sieraden, kunstvoorwerpen, klankschalen en aanverwante artikelen had ze ruime sortering. Zowel eigen werk als van anderen.
Kenmerk van haar eigen schilderijen was, dat er altijd ergens een vlinder op te vinden was.
Haar galerie was gevestigd in een voormalige boerderij in een Drents museumdorp.
We hadden geanimeerde gesprekken, waarbij Ineke gloedvol kon vertellen over haar kijk op de wereld en vooral op "wat er nog meer is tussen hemel en aarde". Haar man, Anne, was ongeveer een jaar daarvoor erg onverwacht overleden, een paar maanden voor hij 65 zou worden. Hij was echt haar soulmate, dus de klap was hard aangekomen. Ineke had al het een en ander meegemaakt, maar vechter als ze was had ze ook nu de draad weer opgepakt: ze reisde nu zonder Anne de wereld af om stenen in te kopen.
In een van de gesprekken getuigde Ineke van haar rotsvaste overtuiging dat Anne haar signalen gaf vanuit het hiernamaals. Dat baseerde ze op veertjes, die ze telkens vond op relevante plaatsen als ze een belangrijke beslissing moest nemen.
Inmiddels is Ineke ook overleden. Eén van mijn laatste activiteiten als coördinator van de Soos was, dat ik haar een bloemstuk heb gebracht toen ze ziek was. Daarna heeft ze het nog een tijdlang volgehouden, maar na een tijd tussen hoop en vrees heeft ze in 2010 de strijd tegen kanker moeten opgeven. Ik weet zeker dat zij dat zou zien als hereniging met Anne.
Op hun graf liggen, op hun verzoek, allerlei steentjes die aangedragen zijn door vrienden en bekenden, gerangschikt in de vorm van een hart. Wij konden niet bij Ineke's begrafenis zijn, maar hebben later onze steentjes toegevoegd.
De laatste tijd hebben wij onze ringen niet gedragen. Marijke vanwege eczeem aan haar handen, ik omdat mijn ring vaak bleef haken als ik aan het werk was.
We zouden dat veertje bij onze achterdeur heel goed kunnen interpreteren als een signaal van Ineke, dat we, ringdragend of niet, goed moeten omgaan met onze relatie...
Ik riep Marijke er bij, die direct dezelfde naam noemde die ik in gedachten had: Ineke...
Ineke heeft onze trouwringen geleverd. Ik kende haar al vanuit "de Soos", de Sociëteit Drentse Kunstenaars, toen nog een informele gezelligheidsvereniging voor kunstenaars van diverse pluimage. Zij zat in het eerste "organisatietrio", samen met initiatiefnemer Huib Minderhoud. Ik zat in 1999 in het opvolgende trio en ben tot medio 2004 coördinator geweest, omdat de andere twee afvielen.
In de periode voor ons trouwen bezochten Marijke en ik Ineke een aantal keren in haar galerie, waar ze edelstenen, halfedelstenen en mineralen verkocht. Ook in sieraden, kunstvoorwerpen, klankschalen en aanverwante artikelen had ze ruime sortering. Zowel eigen werk als van anderen.
Kenmerk van haar eigen schilderijen was, dat er altijd ergens een vlinder op te vinden was.
Haar galerie was gevestigd in een voormalige boerderij in een Drents museumdorp.
We hadden geanimeerde gesprekken, waarbij Ineke gloedvol kon vertellen over haar kijk op de wereld en vooral op "wat er nog meer is tussen hemel en aarde". Haar man, Anne, was ongeveer een jaar daarvoor erg onverwacht overleden, een paar maanden voor hij 65 zou worden. Hij was echt haar soulmate, dus de klap was hard aangekomen. Ineke had al het een en ander meegemaakt, maar vechter als ze was had ze ook nu de draad weer opgepakt: ze reisde nu zonder Anne de wereld af om stenen in te kopen.
In een van de gesprekken getuigde Ineke van haar rotsvaste overtuiging dat Anne haar signalen gaf vanuit het hiernamaals. Dat baseerde ze op veertjes, die ze telkens vond op relevante plaatsen als ze een belangrijke beslissing moest nemen.
Inmiddels is Ineke ook overleden. Eén van mijn laatste activiteiten als coördinator van de Soos was, dat ik haar een bloemstuk heb gebracht toen ze ziek was. Daarna heeft ze het nog een tijdlang volgehouden, maar na een tijd tussen hoop en vrees heeft ze in 2010 de strijd tegen kanker moeten opgeven. Ik weet zeker dat zij dat zou zien als hereniging met Anne.
Op hun graf liggen, op hun verzoek, allerlei steentjes die aangedragen zijn door vrienden en bekenden, gerangschikt in de vorm van een hart. Wij konden niet bij Ineke's begrafenis zijn, maar hebben later onze steentjes toegevoegd.
De laatste tijd hebben wij onze ringen niet gedragen. Marijke vanwege eczeem aan haar handen, ik omdat mijn ring vaak bleef haken als ik aan het werk was.
We zouden dat veertje bij onze achterdeur heel goed kunnen interpreteren als een signaal van Ineke, dat we, ringdragend of niet, goed moeten omgaan met onze relatie...
06 maart 2012
Niklas - 120306 - Paasspektakel
The Passion, meende ik even in de verte een engelenkoor te horen zingen:
Krijg toch allemaal de klere
Val voor mijn part allemaal dood
Bonifatius, Bertus en de Sionsberg
"Bonifatius bij Dokkum vermoord, 754". Ofschoon op een Protestantse School, werd de moord op deze Roomse zendeling er stevig ingestampt. Het was een Christelijke kant van onze Vaderlandse Geschiedenis, terwijl ons tegelijk geleerd werd, dat al het Roomse helemaal verkeerd was.
Of all places: Dokkum. Daar woonde oom Bertus: had die wat te maken met de moord op Bonifatius? En, vroeg mijn kinderziel zich af, was dat dan goed of slecht?
Oom Bertus was een broer van mijn opa, waarbij mijn moeder en ik inwoonden na het overlijden van mijn vader. Af en toe kwam oom Bertus logeren, alleen.
Hij heeft een ietwat triest totaalbeeld bij me achtergelaten, maar ook mooie humor. En hij heeft terloops en speels geprobeerd me wat Fries te leren, zoals de juiste uitspraak van Ee: het "water in Friesland", dat je nogal eens in puzzels ziet.
Dat is, denk ik, de basis waarop ik steunde toen ik in 1998 een boek in het Fries cadeau kreeg van mijn toenmalige uitgeefster bij Gopher Publishers, Jitske Kingma, dat ik tot mijn verbazing zomaar kon lezen. Nou ja, op een paar nuances na.
In 1957 hertrouwde mijn moeder, daarna heb ik oom Bertus nooit meer gezien. De tijd schreed voort, er gebeurde veel.
In 1998 nam ik deel aan een cursus Levensverhalen schrijven. Bij de opdracht om te schrijven over iemand uit je jeugd, "kwam ik oom Bertus weer tegen". Ik zag hem in gedachten nog regelmatig voor me, maar nu werd hij een verhaal. Met veel vraagtekens.
In 2004 vond ik dat verhaal weer, en zette mijn nieuwsgierigheid om in een e-mail aan de Gemeente Dongeradeel, of ze mij konden vertellen waar oom Bertus was begraven. Want als hij nog leefde zou hij regelmatig het nieuws gehaald hebben: geboren in 1881.
Door het Streekarchief kreeg ik een kopie toegestuurd van zijn Burgerlijk bestaan. Overleden in 1957. Met, helaas, in handschrift de mededeling: "Plaats van begraven onbekend". Toen waren de bronnen op internet nog niet zo ver ontwikkeld als nu, dus bleef het daar bij.
Wel heb ik het verhaal uit de cursus herschreven en op onze website geplaatst.
Bij het verplaatsen van allerlei spullen, nu we de eerste verdieping opknappen, kom ik dingen tegen waarvan ik niet dagelijks besef dat ik ze heb. Zo ook de envelop van de Gemeente Dongeradeel. Ter afwisseling van het fysieke werk, ging ik tussendoor zoeken op internet, met de schaarse gegevens die ik had.
Terwijl "het kleinste ziekenhuis van Nederland", De Sionsberg in Dokkum, de laatste tijd in het nieuws is, lees ik in de akte, dat oom Bertus is overleden in De Sionsberg. In 1957, het jaar dat wij bij opa vandaan verhuisden naar ons nieuwe gezin.
Ik had al eens bij familie geïnformeerd of ze meer wisten van oom Bertus. De opmerking dat hij op mij een wat trieste indruk gemaakt had, ontlokte dat dat dan oom Herman geweest moest zijn, de oudste broer van opa, die opgenomen was in Dennenoord in Zuidlaren.
Maar ik wist toch zeker dat het oom Bertus was die bij ons logeerde!
Naar deze oom Bertus zal mijn andere oom Bertus, broer van mijn moeder, wel vernoemd zijn. Die jongere oom Bertus schreef in februari 1945 een brief die mede aan mij (toen bijna 2) is gericht, waarin hij meldt geslagen en geschopt te zijn door de Landwacht, en dat een andere oom was afgevoerd naar het Scholtenshuis in Groningen. Bertus jr. vluchtte toen van Stadskanaal naar Emmen, zo'n 30 kilometer, maar toen een barre tocht van drie dagen door kou en sneeuw. Ik heb vorig jaar de letters op zijn grafmonument, hier op het kerkhof, maar eens overgeschilderd.
Een achterneef is met onze stamboom bezig geweest. Daaruit blijkt, dat opa 5 broers heeft gehad. Herman was de oudste, opa Klaas de tweede en Bertus de derde. De vierde, Sybren, ken ik niet, maar zijn vrouw herinner ik me - uit bewaard gebleven correspondentie weet ik, dat een zoon van hen bevriend was met mijn vader. De vijfde en zesde zoon zijn binnen een jaar na hun geboorte overleden.
Met de hervonden gegevens ging ik opnieuw aan de slag. Oom Bertus is geboren in oktober 1881. Op het formulier staat, dat dat was in de Gemeente Tietjerksteradeel, in het dorp Suameer. Daar zijn alle zes broers geboren.
De oplossing van het raadsel van het alleenzijn van oom Bertus drong nu tot mij door. Hij was, volgens het formulier, in 1910 getrouwd met tante Riemkje, maar die was al in 1939 overleden op 53-jarige leeftijd. Ruim voor mijn geboorte dus. Dat huwelijk heeft geen kinderen voortgebracht, dus oom Bertus had niets anders meer dan zijn broers. De oorzaak van mijn trieste indruk van oom Bertus lag voor de hand...
Maar waar is oom Bertus begraven? Dat was niet bekend, volgens het streekarchief. Maar: logischerwijze bij zijn vrouw, dacht ik. Op de officiële akte heet ze Riemkje, en het huwelijk is ontbonden in Dokkum, september 1939, door haar overlijden. En in Dokkum begraven?
Op graftombe.nl vond ik uiteindelijk een aanduiding van het vermoedelijke graf van tante Riemkje. Zolang ik haar volledige naam invulde vond ik niets, pas toen ik alleen haar achternaam invulde, kwam er iets tevoorschijn. Haar voornaam was verkeerd gespeld: Remke in plaats van Riemkje, maar de data en partnergegevens (behalve geboortemaand) klopten met mijn gegevens.
"Remke" zou geboren zijn in Lutjepost. Maar Lutjepost is niet te vinden. Wel Lutjegast, maar dat ligt in de provincie Groningen. Na een gelukstreffer vond ik Lutkepost, vlakbij Buitenpost.
Volgens de akte is ze geboren te Achtkarspelen, en Buitenpost en omgeving liggen in de Gemeente Achtkarspelen.
In Genlias staat dat ze geboren is in Augustinusga. Lutkepost ligt tegen Buitenpost aan, Augustinusga iets verder weg.
In Genlias vond ik eerst helemaal geen gegevens van oom Bertus, officieel Lambertus Cornelis. Totdat ik de tweede voornaam wegliet. Die bleek als patroniem te zijn geregistreerd.
Ook op graftombe.nl was zijn tweede voornaam verdwenen, maar daar vond ik hem uiteindelijk met dezelfde grafcode als tante Riemkje.
We besloten maar eens een keer te gaan kijken in Dokkum, als het goed weer was. Maar: welke begraafplaats? In Dokkum vond ik er drie. De Oude Begraafplaats, Zuiderbolwerk (B); de Nieuwe Begraafplaats, Damwaldsterreedtsje (A) en Begraafplaats Lindenhof, Metslawiersterweg (C).
Redeneren dan maar, met hulp van de satelliet- en streetviewbeelden op internet.
Grotere kaart weergeven
De Lindenhof lijkt het nieuwst, is waarschijnlijk aangelegd ruim na 1939. Zuiderbolwerk? Waren we daar niet al eens geweest, op een rondrit met schoonzus en zwager? Dat was héél oud.
De Nieuwe Begraafplaats aan het Damwaldsterreedtsje lag het meest voor de hand, maar leek te groot om "even" een graf te vinden.
Op één van die dagen dat vanaf het opstaan alles anders liep dan gepland, zijn we richting Dokkum gereden. Ik had al een keer een route uitgezocht, zo'n 110 km. Onderweg miste ik een afslag die me Dokkum aan de "goede" kant binnen zou brengen, en we realiseerden ons dat we eigenlijk te laat waren vertrokken.
We dachten van de parkeerplaats aan de Harddraversdijk gemakkelijk even via het Zuiderbolwerk naar het Damwaldsterreedtsje te lopen en daarna nog even de stad in. Op de brug tussen de Halvemaanspoort en het Zuiderbolwerk zien we het uitzicht op Dokkum van de recente Elfstedenhype, en achter de brug zien we de Oude begraafplaats opdoemen.
De Oude Begraafplaats was inderdaad wat ik me vaag herinnerd had van ons bezoek in juli 2007. We vinden, als markering van de Bonifatius-wandelroute, de afbeelding van een blaffende hond, waarmee hij zich vergeleken zou hebben in een brief naar de bisschop van Canterbury.
We hebben toch de auto maar even gepakt om naar de Nieuwe Begraafplaats te gaan.
We gingen elk een kant op, zoekend. Ik bleek eerst op het RK-gedeelte te lopen. Een vriendelijke mevrouw, die ongetwijfeld net het graf van een dierbare had verzorgd, wees me waar ik moest zijn voor het protestantse en algemene gedeelte. Daar zocht ik naar de jaartallen. Na een heel eind kwam ik bij een deel waar de graven helemaal overwoekerd waren door bomen en struiken. Daar heb ik me, met gêne maar respectvol, doorheen geworsteld, zonder resultaat.
Even verderop was een groot perk met dichtbijelkaar geplaatste, vervallen graven. Ik speurde er systematisch bijlangs, op zoek naar herkenbare gegevens. De jaartallen lagen dicht bij het sterfjaar van tante Riemkje.
Plotseling zag ik op de tweede rij een bekende lettercombinatie, op een scheefhangend monument: het graf van oom Bertus en tante Riemkje!
Later vertelde Marijke dat ze naar dat graf had staan kijken zonder de namen te zien, omdat het zo scheef lag. Dat was geen wonder, want de zerk was nogal verweerd en het leek of er een vogel op had gezeten met hoge nood. Misschien was bij mij de lichtval precies goed om de contouren van de letters te accentueren.
Toen ergens ter sprake kwam dat ik met dit project bezig was, vroeg iemand waarom ik me zo uitsloofde om iemand die al zó lang dood is. Voor mij is het antwoord helder: oom Bertus was iemand die qua omvang een kleine rol gespeeld heeft in mijn leven, maar de impact was groot genoeg om met een warm gevoel aan hem terug te denken. Als kind ontdek je de wereld en zie je alle volwassenen als een vaststaand gegeven, maar nu ik zelf zo'n leeftijd hebt bereikt, vind ik hem terug als bron van een deel van mijn ontwikkeling.
Misschien vooral omdat hij een afwijking was van de strakke, serieuze wereld van de entourage van mijn opa. Ik was daarin het enige kind tussen volwassenen. Niet lang daarna werd ik van enig kind plots de op twee na jongste van een gezin met 10 kinderen. Ik denk dat oom Bertus heeft bijgedragen aan het relativiteitsbesef waardoor ik die cultuurshock heb geabsorbeerd.
Genoeg reden om hem in ere te houden en mijn respect te tonen.
Toch blijft er nog een raadsel over: op de gemeentelijke akte staat vermeld: Beroep: zonder. Zou die akte opgemaakt zijn voordat hij een beroep had, of na beëindiging van zijn werkzame leven, of had hij een probleem waardoor hij geen beroep kon uitoefenen?
Toch staan zijn vijf adressen in Dokkum vanaf 1 januari 1925 erop vermeld. Zo is te zien dat hij 8 maanden na het overlijden van tante Riemkje verhuisd is.
Dit raadsel zal waarschijnlijk niet meer op te lossen zijn: ik behoor nu tot de oudste generatie van deze tak van de familie en kan het de vorige niet meer vragen, en misschien ben ik wel de enige die herinneringen heeft aan oom Bertus.
Of all places: Dokkum. Daar woonde oom Bertus: had die wat te maken met de moord op Bonifatius? En, vroeg mijn kinderziel zich af, was dat dan goed of slecht?
Oom Bertus was een broer van mijn opa, waarbij mijn moeder en ik inwoonden na het overlijden van mijn vader. Af en toe kwam oom Bertus logeren, alleen.
Hij heeft een ietwat triest totaalbeeld bij me achtergelaten, maar ook mooie humor. En hij heeft terloops en speels geprobeerd me wat Fries te leren, zoals de juiste uitspraak van Ee: het "water in Friesland", dat je nogal eens in puzzels ziet.
Dat is, denk ik, de basis waarop ik steunde toen ik in 1998 een boek in het Fries cadeau kreeg van mijn toenmalige uitgeefster bij Gopher Publishers, Jitske Kingma, dat ik tot mijn verbazing zomaar kon lezen. Nou ja, op een paar nuances na.
In 1957 hertrouwde mijn moeder, daarna heb ik oom Bertus nooit meer gezien. De tijd schreed voort, er gebeurde veel.
In 1998 nam ik deel aan een cursus Levensverhalen schrijven. Bij de opdracht om te schrijven over iemand uit je jeugd, "kwam ik oom Bertus weer tegen". Ik zag hem in gedachten nog regelmatig voor me, maar nu werd hij een verhaal. Met veel vraagtekens.
In 2004 vond ik dat verhaal weer, en zette mijn nieuwsgierigheid om in een e-mail aan de Gemeente Dongeradeel, of ze mij konden vertellen waar oom Bertus was begraven. Want als hij nog leefde zou hij regelmatig het nieuws gehaald hebben: geboren in 1881.
Door het Streekarchief kreeg ik een kopie toegestuurd van zijn Burgerlijk bestaan. Overleden in 1957. Met, helaas, in handschrift de mededeling: "Plaats van begraven onbekend". Toen waren de bronnen op internet nog niet zo ver ontwikkeld als nu, dus bleef het daar bij.
Wel heb ik het verhaal uit de cursus herschreven en op onze website geplaatst.
Bij het verplaatsen van allerlei spullen, nu we de eerste verdieping opknappen, kom ik dingen tegen waarvan ik niet dagelijks besef dat ik ze heb. Zo ook de envelop van de Gemeente Dongeradeel. Ter afwisseling van het fysieke werk, ging ik tussendoor zoeken op internet, met de schaarse gegevens die ik had.
Terwijl "het kleinste ziekenhuis van Nederland", De Sionsberg in Dokkum, de laatste tijd in het nieuws is, lees ik in de akte, dat oom Bertus is overleden in De Sionsberg. In 1957, het jaar dat wij bij opa vandaan verhuisden naar ons nieuwe gezin.
Ik had al eens bij familie geïnformeerd of ze meer wisten van oom Bertus. De opmerking dat hij op mij een wat trieste indruk gemaakt had, ontlokte dat dat dan oom Herman geweest moest zijn, de oudste broer van opa, die opgenomen was in Dennenoord in Zuidlaren.
Maar ik wist toch zeker dat het oom Bertus was die bij ons logeerde!
Naar deze oom Bertus zal mijn andere oom Bertus, broer van mijn moeder, wel vernoemd zijn. Die jongere oom Bertus schreef in februari 1945 een brief die mede aan mij (toen bijna 2) is gericht, waarin hij meldt geslagen en geschopt te zijn door de Landwacht, en dat een andere oom was afgevoerd naar het Scholtenshuis in Groningen. Bertus jr. vluchtte toen van Stadskanaal naar Emmen, zo'n 30 kilometer, maar toen een barre tocht van drie dagen door kou en sneeuw. Ik heb vorig jaar de letters op zijn grafmonument, hier op het kerkhof, maar eens overgeschilderd.
Een achterneef is met onze stamboom bezig geweest. Daaruit blijkt, dat opa 5 broers heeft gehad. Herman was de oudste, opa Klaas de tweede en Bertus de derde. De vierde, Sybren, ken ik niet, maar zijn vrouw herinner ik me - uit bewaard gebleven correspondentie weet ik, dat een zoon van hen bevriend was met mijn vader. De vijfde en zesde zoon zijn binnen een jaar na hun geboorte overleden.
Met de hervonden gegevens ging ik opnieuw aan de slag. Oom Bertus is geboren in oktober 1881. Op het formulier staat, dat dat was in de Gemeente Tietjerksteradeel, in het dorp Suameer. Daar zijn alle zes broers geboren.
De oplossing van het raadsel van het alleenzijn van oom Bertus drong nu tot mij door. Hij was, volgens het formulier, in 1910 getrouwd met tante Riemkje, maar die was al in 1939 overleden op 53-jarige leeftijd. Ruim voor mijn geboorte dus. Dat huwelijk heeft geen kinderen voortgebracht, dus oom Bertus had niets anders meer dan zijn broers. De oorzaak van mijn trieste indruk van oom Bertus lag voor de hand...
Maar waar is oom Bertus begraven? Dat was niet bekend, volgens het streekarchief. Maar: logischerwijze bij zijn vrouw, dacht ik. Op de officiële akte heet ze Riemkje, en het huwelijk is ontbonden in Dokkum, september 1939, door haar overlijden. En in Dokkum begraven?
Op graftombe.nl vond ik uiteindelijk een aanduiding van het vermoedelijke graf van tante Riemkje. Zolang ik haar volledige naam invulde vond ik niets, pas toen ik alleen haar achternaam invulde, kwam er iets tevoorschijn. Haar voornaam was verkeerd gespeld: Remke in plaats van Riemkje, maar de data en partnergegevens (behalve geboortemaand) klopten met mijn gegevens.
"Remke" zou geboren zijn in Lutjepost. Maar Lutjepost is niet te vinden. Wel Lutjegast, maar dat ligt in de provincie Groningen. Na een gelukstreffer vond ik Lutkepost, vlakbij Buitenpost.
Volgens de akte is ze geboren te Achtkarspelen, en Buitenpost en omgeving liggen in de Gemeente Achtkarspelen.
In Genlias staat dat ze geboren is in Augustinusga. Lutkepost ligt tegen Buitenpost aan, Augustinusga iets verder weg.
In Genlias vond ik eerst helemaal geen gegevens van oom Bertus, officieel Lambertus Cornelis. Totdat ik de tweede voornaam wegliet. Die bleek als patroniem te zijn geregistreerd.
Ook op graftombe.nl was zijn tweede voornaam verdwenen, maar daar vond ik hem uiteindelijk met dezelfde grafcode als tante Riemkje.
We besloten maar eens een keer te gaan kijken in Dokkum, als het goed weer was. Maar: welke begraafplaats? In Dokkum vond ik er drie. De Oude Begraafplaats, Zuiderbolwerk (B); de Nieuwe Begraafplaats, Damwaldsterreedtsje (A) en Begraafplaats Lindenhof, Metslawiersterweg (C).
Redeneren dan maar, met hulp van de satelliet- en streetviewbeelden op internet.
Grotere kaart weergeven
De Lindenhof lijkt het nieuwst, is waarschijnlijk aangelegd ruim na 1939. Zuiderbolwerk? Waren we daar niet al eens geweest, op een rondrit met schoonzus en zwager? Dat was héél oud.
De Nieuwe Begraafplaats aan het Damwaldsterreedtsje lag het meest voor de hand, maar leek te groot om "even" een graf te vinden.
Op één van die dagen dat vanaf het opstaan alles anders liep dan gepland, zijn we richting Dokkum gereden. Ik had al een keer een route uitgezocht, zo'n 110 km. Onderweg miste ik een afslag die me Dokkum aan de "goede" kant binnen zou brengen, en we realiseerden ons dat we eigenlijk te laat waren vertrokken.
We dachten van de parkeerplaats aan de Harddraversdijk gemakkelijk even via het Zuiderbolwerk naar het Damwaldsterreedtsje te lopen en daarna nog even de stad in. Op de brug tussen de Halvemaanspoort en het Zuiderbolwerk zien we het uitzicht op Dokkum van de recente Elfstedenhype, en achter de brug zien we de Oude begraafplaats opdoemen.
De Oude Begraafplaats was inderdaad wat ik me vaag herinnerd had van ons bezoek in juli 2007. We vinden, als markering van de Bonifatius-wandelroute, de afbeelding van een blaffende hond, waarmee hij zich vergeleken zou hebben in een brief naar de bisschop van Canterbury.
We hebben toch de auto maar even gepakt om naar de Nieuwe Begraafplaats te gaan.
We gingen elk een kant op, zoekend. Ik bleek eerst op het RK-gedeelte te lopen. Een vriendelijke mevrouw, die ongetwijfeld net het graf van een dierbare had verzorgd, wees me waar ik moest zijn voor het protestantse en algemene gedeelte. Daar zocht ik naar de jaartallen. Na een heel eind kwam ik bij een deel waar de graven helemaal overwoekerd waren door bomen en struiken. Daar heb ik me, met gêne maar respectvol, doorheen geworsteld, zonder resultaat.
Even verderop was een groot perk met dichtbijelkaar geplaatste, vervallen graven. Ik speurde er systematisch bijlangs, op zoek naar herkenbare gegevens. De jaartallen lagen dicht bij het sterfjaar van tante Riemkje.
Plotseling zag ik op de tweede rij een bekende lettercombinatie, op een scheefhangend monument: het graf van oom Bertus en tante Riemkje!
Later vertelde Marijke dat ze naar dat graf had staan kijken zonder de namen te zien, omdat het zo scheef lag. Dat was geen wonder, want de zerk was nogal verweerd en het leek of er een vogel op had gezeten met hoge nood. Misschien was bij mij de lichtval precies goed om de contouren van de letters te accentueren.
Toen ergens ter sprake kwam dat ik met dit project bezig was, vroeg iemand waarom ik me zo uitsloofde om iemand die al zó lang dood is. Voor mij is het antwoord helder: oom Bertus was iemand die qua omvang een kleine rol gespeeld heeft in mijn leven, maar de impact was groot genoeg om met een warm gevoel aan hem terug te denken. Als kind ontdek je de wereld en zie je alle volwassenen als een vaststaand gegeven, maar nu ik zelf zo'n leeftijd hebt bereikt, vind ik hem terug als bron van een deel van mijn ontwikkeling.
Misschien vooral omdat hij een afwijking was van de strakke, serieuze wereld van de entourage van mijn opa. Ik was daarin het enige kind tussen volwassenen. Niet lang daarna werd ik van enig kind plots de op twee na jongste van een gezin met 10 kinderen. Ik denk dat oom Bertus heeft bijgedragen aan het relativiteitsbesef waardoor ik die cultuurshock heb geabsorbeerd.
Genoeg reden om hem in ere te houden en mijn respect te tonen.
Toch blijft er nog een raadsel over: op de gemeentelijke akte staat vermeld: Beroep: zonder. Zou die akte opgemaakt zijn voordat hij een beroep had, of na beëindiging van zijn werkzame leven, of had hij een probleem waardoor hij geen beroep kon uitoefenen?
Toch staan zijn vijf adressen in Dokkum vanaf 1 januari 1925 erop vermeld. Zo is te zien dat hij 8 maanden na het overlijden van tante Riemkje verhuisd is.
Dit raadsel zal waarschijnlijk niet meer op te lossen zijn: ik behoor nu tot de oudste generatie van deze tak van de familie en kan het de vorige niet meer vragen, en misschien ben ik wel de enige die herinneringen heeft aan oom Bertus.