Het woord "bengel" had ik al geruime tijd niet gehoord, tot ik vorige week een e-mail kreeg van mijn eerste vriendin. Ze had bij het opruimen een jeugdboek gevonden waar mijn naam voorin stond, getiteld: "De lotgevallen van een bengel", door W. Petillon.
Ik had geen enkele herinnering aan die titel, een plaatje op internet zei me niets.
We hadden het even te druk om direct het boek in het echt te gaan bewonderen.
Dinsdag was het mooi weer, ik nam mijn kans om nog eens te gaan fietsen, Marijke ging op ziekenbezoek bij twee vriendinnen. Halverwege bedacht ik om mijn rit te combineren met een bezoek aan mijn vroegere vriendinnetje. Ik stuurde een SMS: "Ben je thuis? Ik kan over 3 kwartier bij je zijn." Het antwoord was kort: "OK"
Tja, ik ben 35 jaar zó boos op haar geweest, dat er geen sprake van kon zijn om haar te ontmoeten. Ik was dat weekend 's zaterdags vanuit Groningen naar Amsterdam gereisd. De helft op fiets, omdat ze pas 's middags vrij was. 's Avonds gingen we naar de bioscoop. Ik sliep in een goedkoop hotelletje, en zondagmorgen gingen we samen naar de kerk. Vervolgens vertelde ze me, dat ze toch voor een ander koos.
Ik ben op mijn fiets gestapt en teruggefietst naar Groningen. Na een uurtje slapen kon ik meteen door naar mijn werk.
Na die 35 jaar kreeg ik via mijn zwager een door mijn opa getekende bloemenprent. Die had vriendin ooit gekregen van opa, ze vond dat die maar terug moest naar mij. Daarna heb ik mijn bariëre geslecht, en hebben we af en toe contact.
Toen zij 65 werd, hadden haar kinderen een feestje voor haar georganiseerd. Er was ook een verrassingsgast: ik, haar eerste vriendje...
Dinsdag hebben we weer herinneringen opgehaald, maar ik herinner me weinig mensen van toen: ik heb daar maar 3 jaar gewoond. Voor haar gevoel was het veel langer, en dat geldt voor mij ook wel omdat het een heel intensieve periode was. Niet alleen doordat we verliefde pubers waren, ook omdat ik problemen thuis had, of liever gezegd: door de omstandigheden geen thuisgevoel kon ontwikkelen.
Eén van de mensen die ik me nog helder voor de geest kan halen, was haar opoe, die naast hun woonde. Opoe zag mij wel zitten, daar was ze duidelijk in, en ze had gevraagd wanneer we gingen trouwen - we waren toen zo ongeveer 16 jaar...
Toen ik thuiskwam had ik toch weer mooi 65 km gefietst, en anderhalf uur prettig bijgekletst.
En nu ik dat boek aan het lezen ben, met die heerlijke zéér oude spelling, komt het me toch wel vertrouwd voor...
Geen opmerkingen:
Een reactie posten