Ik werd vanmorgen wakker met een heldere herinnering aan iets dat nooit iets geworden is en eigenlijk ook nooit begonnen is.
Het was ′in Stad′ (Groningen), vroege jaren ′60. De bus naar huis was net vertrokken, de volgende zou pas over een uur gaan. Ik had een weekendtas bij me met twee weken vuile was, die nog aan de zorg van mijn moeder mocht worden toevertrouwd. Ik was bezig mijn puberteit achter me te laten en had mijn eerste baan, voldoende ver van huis om niet voortdurend in conflict te zijn met de nieuwe echtgenoot van mijn moeder.
Ook haar bus was was weg. Zij had een grote portfoliomap bij zich op pakweg A2 formaat, met zo′n groen/zwart classic marmer dessin.
Hoe het precies ging weet ik niet meer, maar ook zij moest en uur wachten op haar volgende bus, en haar bestemming weet ik niet meer. Vaag denk ik: zij meer naar oost en ik naar het zuiden van Drenthe.
Het was overdag, maar was het koud? Regenachtig? Winderig? In elk geval niet zonnig en leek bijna een uur rondsjouwen met onze bagage niet zo′n goed idee.
Kwamen we al op het perron in gesprek? In elk geval gingen we tegelijkertijd de toenmalige wachtkamer binnen van het busstation op de kop van het perron, dichtbij het treinstation en met zicht op ′het peerd van Ome Loeks′. Het ′museum van Frans Haks′ (1994) was er nog niet, daar in het Verbindingskanaal. Je kon daar nog op je bus wachten zonder een consumptie te bestellen, want geld daarvoor hadden we niet: mijn bruto maandloon in die tijd was zo rond de fl. 130,00. Daar moest ik mijn kosthuis en alles van betalen.
Waarover we spraken? We wisselden wat uit over onze dagelijkse bezigheden. Ik was loopjongen bij de Universiteit. Leerling-bediende heette het officieel, maar ik installeerde proefopstellingen deed de projecties bij colleges Natuurkunde en stak zo toch wat op.
Zij studeerde op de Academie Minerva, kunstenares dus. Ik was eigenlijk best wel onder de indruk dat ik zomaar met een kunstenares zat te praten.
Mijn moeder heeft me vanaf mijn kleuterjaren aan cultuur laten snuffelen, musea met kunst en oudheden met me bezocht. En de nagelaten tekeningen van mijn vader, het vrije werk naast zijn bouwkundige tekeningen, vond ik zo knap omdat het me in de verste verte niet lukte om iets vergelijkbaars op papier te krijgen, ondanks mijn goede cijfers voor technisch schetsen. Dat ik ooit in een van zijn schetsboeken mijn kinderlijke fantasieën heb geknoeid ′bekijk ik nu heel anders′. Zo ben ik waarschijnlijk meer dan de gemiddelde techneut geïnteresseerd geraakt in kunst.
Door hoe ze vertelde over haar werk, werd ik nieuwsgierig naar wat ze maakte, en ze gunde me een blik in haar map. Ze gaf me haar visitekaartje, ze zou binnenkort meedoen aan een tentoonstelling. Ik kon haar geen kaartje aanbieden, en ik weet niet of ze mijn naam te weten is gekomen.
Wat was het verschil in leeftijd? Ik had het gevoel dat ze ouder was dan ik; ik moest waarschijnlijk nog 20 worden. Als ik de datum nog zou weten zou ik het kunnen narekenen.
Die tentoonstelling is me ontgaan; ik had geen kranten binnen handbereik dus geen aankondiging gezien. Internet werd pas een halve eeuw later gemeengoed. Televisie was er nog weinig, en radio was voor mij de leverancier van voornamelijk Engelstalige populaire muziek. Had de regionale radio al aankondigingen van dergelijke exposities? En was er lokale radio anders dan ′geheime zenders′ met "Hallo hallo, hier een plaatje voor de buurvrouw"?
In de Stad en op het busstation heb ik nog vaak naar haar uitgekeken, maar zou ik haar zonder haar map herkend hebben? Of zij mij, en zou ze geïnteresseerd geweest zijn in een vervolg op onze kennismaking?
Ook durfde ik niet op zoek te gaan naar het adres waar ze woonde, dat zal ongetwijfeld op haar kaartje hebben gestaan. Maar ik dacht waarschijnlijk: ze ziet me aankomen… Of was het te ver uit de koers?
Die ontmoeting is nu ongeveer zestig jaar geleden, was eenmalig, en toch zit het in mijn geheugen. Doordat die op haar kaartje, dat alleen nog in mijn herinnering bestaat, stond afgedrukt weet ik tot op de dag van vandaag haar naam: Joke Thoma.
Zoals dat gaat met oude herinneringen, zijn ze soms heel lang verborgen, maar komen door een ondefinieerbare impuls af en toe even aan de oppervlakte. Sinds internet toegankelijker wordt door steeds uitgebreider technische mogelijkheden, en meer en meer gevuld raakt met wetenswaardigheden en vooral vergeetwaardigheden, kun je nu zoeken op je laptop of vanuit je luie stoel op je smartphone naar wat je op een willekeurig moment te binnen schiet.
Ik vond haar naam op een boekje, ik bestelde het boekje online. In dat boekje vond ik wat meer informatie over haar. Ik ontdekte dat haar geboortejaar één jaar dichterbij is dan het mijne, maar ook dat het niet zinvol lijkt om te proberen haar te vinden en te vragen of zij zich nog iets van die ontmoeting herinnert: ze is al relatief jong ten prooi gevallen aan dementie.
Behalve haar tekeningen en schilderijen heeft Joke gedichten geschreven, en daar blijkt toch een overeenkomst: ook ik heb gedichten geschreven. Die van haar, geïllustreerd met enkele van haar schilderijen, zijn gepubliceerd in een boekje dat is samengesteld en uitgegeven door haar zus Giny, omdat ze er zelf niet meer toe in staat was.
HELP!! (...en zo wat heen…) | Giny Tulp-Thoma en Joke J. Thoma | ISBN 9 789402 110470
Toch maar geprobeerd iets meer te weten te komen: ik wou toestemming vragen om voor dit verhaal iets over te nemen uit het boekje. Dus zocht ik via het ISBN bij welke uitgever het boekje verschenen was. Dat bleek ′Brave New Books′te zijn, maar omdat uitgevers geen privé-gegevens mogen verstrekken, vroeg ik of ze mijn e-mail zouden willen doorsturen.
Zo kreeg ik een reactie van de echtgenoot van zus Giny, die het boekje had samengesteld. Helaas, Giny is overleden. Joke ook. Maar hij stuurde mijn vraag door naar de dochter van Joke, Ike Stubbe. Die reageerde enthousiast op de voorlopige versie van mijn verhaal over mijn ontmoeting met haar moeder en gaf toestemming.
Ook gedichten van mij zijn in boekvorm verschenen, waaronder ook gedichten die bij schilderijen geschreven zijn en met schilderijen die bij gedichten van mij geschilderd zijn.
Maar bij haar zijn zowel de schilderijen als de gedichten van haar eigen hand.
In het boekje vind ik nog een overeenkomst tussen Joke en mij: zij heeft in een cabaretgroep gespeeld, ik ook. Ik vanuit het circuit van gereformeerde jeugdverenigingen in Stad.
Zij, vermoed ik, vanuit haar tijd op de Academie, maar later ook met een vrouwencabaretgroep, Spek en Bonen. Toen ik me realiseerde dat ze overal in het land opgetreden hadden, en de term ′vrouwencafé′s′ genoemd werd, vroeg ik mijn Marijke of ze wel eens van de groep Spek en Bonen gehoord had: nou, inderdaad, zij zat destijds in het bestuur van het vrouwencafé alhier en herinnerde zich dat de groep ook hier had opgetreden! Zoiets als onvermoede losse eindjes die een verhaal rondmaken.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten