Doordat ik de TV aanzette bij mijn langslapersontbijt, kwam ik terecht bij de herhaling van het interview van Pieter Jan Hagens met de natuurkundige
Gerard 't Hooft.
't Hooft is niet zo rap van de tongriem gesneden als publiekslieveling
Robbert Dijkgraaf (bij 't Hooft gepromoveerd!), maar kan wel voortreffelijk complexe zaken begrijpelijk uitleggen.
Zijn boek
De bouwstenen van de schepping is heruitgegeven, aangepast aan de nieuwste natuurkundige inzichten en ontwikkelingen.
Bij wat hij vertelde over de ontwikkelingen van zijn vak vanaf de begintijd van zijn loopbaan, werd ik sterk herinnerd aan mijn periode bij het Natuurkundig Laboratorium van de Rijksuniversiteit Groningen. Ik werkte daar van 1960 tot 1966.
Ik begon als "leerling bediende". Ik kwam op alle afdelingen en in (bijna) alle ruimtes in het gebouw, en met alle medewerkers in aanraking. Een reuze interessante tijd.
't Hooft studeerde wis- en natuurkunde aan de Universiteit Utrecht en promoveerde in 1972, en publiceerde al vóór zijn promotie over deeltjesfysica, waardoor hij in één klap beroemd werd. Zijn vakgebied is
Theoretische Natuurkunde.
Zo'n afdeling was er bij ons ook: een rustige gang op de eerste verdieping. En nee, niet allemaal verstrooide types, waaraan je op afstand de geleerdheid rook. Net als bij gewone mensen had je te maken met verschillende karakters.
Eén voorval
kan ik niet voor me houden. Ik hielp daar TL-buizen te vervangen. Ik klopte aan bij de eerste hoogleraar, die zat aan zijn bureau te lezen. "Nee, kom morgen maar terug"... Planning de mist in!
In de volgende kamer vergaderde zijn collega. Enorme formules met veel "spekhaken" werden op het bord gekrijt en besproken.
"O, kom binnen, ga je gang!" Terwijl ik op het trapje stond, pakten de hoogleraar en zijn medewerkers de oude TL-buizen aan en reikten me de nieuwe toe.
Later werd ik "technisch assistent" bij de
Cyclotron-groep.
't Hooft noemde deeltjesbundels, die nauwkeurig geleid worden in een experimenteeropstelling; daarbij dacht ik aan speciale dingen die ik gemaakt heb voor onze experimenten.
Zoals een zwaar voedingsapparaat voor
quadrupole-elektromagneten, die voor een deeltjesbundel werken zoals een lens voor licht.
Gepriegel met platinadraad dunner dan een mensenhaar, en heel nauwkeurig, met de hand, wikkelen van ringtransformatoren, voor een magneetveldmeter.
Spoelen wikkelen met kostbaar en kwetsbaar supergeleidend draad.
De elektronica die ik daar in elkaar soldeerde lag ver voor op de theorie in mijn schriftelijke cursus. Die ging nog helemaal over "
radiobuizen", terwijl wij bijna alleen
halfgeleiders toepasten.
't Hooft is een paar jaar jonger dan ik en was al vroeg bezig met
hogere wiskunde, terwijl ik moeite had met
gewone. Op de LTS kreeg je alleen de noodzakelijke wiskunde voor je vak, elektromonteur.
Terwijl ik werkte op het Natuurkundig Lab, zat 't Hooft op het Gymnasium. In zekere zin zijn we in dezelfde periode van start gegaan met natuurkunde als vertrekpunt.
Bij het schrijven zoek ik uiteraard dingen op. Zo vond ik dat Gerard 't Hooft's oudoom prof. Frits Zernike was - een coryfee van ons instituut en ook Nobelprijswinnaar! Ik heb de bejaarde
Zernike nog gezien bij een onderscheiding die zijn instrumentmaker kreeg, die hem geholpen had met de fasecontrastmicroscoop.
Van 't Hooft's heruitgegeven boek,
"De bouwstenen van de schepping. Een zoektocht naar het allerkleinste", verscheen de eerste druk in 1992. Dat boek is geen puur wetenschappelijke verhandeling, maar bedoeld voor een breder publiek.
Pieter Jan Hagens was soms vastgelopen, maar vond toch verderop steeds weer een "instappunt", zei hij.
In de nieuwe druk is veel aangepast aan de toegenomen kennis van de hedendaagse wetenschap. In het interview legde 't Hooft een paar zaken uit waarover de inzichten veranderd zijn.
Mij sprak aan, dat er juist in de jaren '70 meerdere ontdekkingen zijn gedaan, die de fundamentele kennis met sprongen verder hebben gebracht.
Dat is mede het gevolg, denk ik dan, van de resultaten van het soort experimenten, waaraan ik in de zijlijn een bijdrage heb mogen leveren. Destijds deed ons instituut meerdere experimenten. Onze groep was bezig met een model-cyclotron , als voorbereiding op een "echte". Dat werd de basis van het
Kernfysisch Versneller Instituut (KVI), maar ik vond (om privéredenen) een andere baan.
In die volgende baan heb ik voor het KVI nog een communicatiesysteem gemaakt.
1: Modelcyclotron. 28 ton koper en staal. Een grapjas schreef er met krijt op: "Niet leunen!";
2: Het testen van delen van de magneetveldmeter;
3: Meetapparatuur. Onder de tafel de quadrupolevoeding.
Een fragment uit het interview met Gerard 't Hooft door Pieter Jan Hagens:
GtH: De wereld is één hele grote wiskundige formule.
PJH: Dat is lang niet iedereen met u eens.
GtH: Veel mensen ervaren de wereld anders dan wij, maar wij doen experimenten en onderzoeken de natuur, en daaraan ontlenen wij de waarnemingen dat de natuur zo in elkaar zit.
Als je navel staart of muziek luistert, kun je ook allemaal ideeën over de natuur krijgen, maar niet de waarnemingen die je krijgt als je een experiment doet. En die kloppen ook nog.
PJH: U heeft blijkbaar een beetje een hekel aan mystiek, waarom?
GtH: In de beschrijving van de natuurwetten is geen plaats voor mystiek. De beschrijving van mystiek is, dat je wilt dat iets niet aan logische wetten voldoet, je wilt dat er een soort godheid is die maar doet wat 'ie wil. En nou blijkt keer op keer, dat onderwerpen waar je dacht dat je er geen vat op hebt, dat je toch kunt gaan begrijpen hoe het werkt.
Het verbaasde ook Einstein dat de natuur zich zoveel aantrekt van onze wiskundige formules.
Het leuke van dit vak is, dat de wereld van het supergrote en het superkleine elkaar raken, het heelal is zó verschrikkelijk groot, er gebeuren talloze dingen die je niet zomaar op gewone manieren kunt begrijpen, dat is veel te ingewikkeld. Als ik het heb over een theorie die alles verklaart, dan ga ik niet zeggen dat daarmee alle mysteriën uit de wereld zijn geholpen, helemaal niet.
Er kwam een schelp op tafel met een bijzonder patroon. Ik dacht aan de eenvoudige programmaatjes waarmee een tijdlang elke hobbyist mysterieuze beelden op zijn computerscherm toverde, de fractals of
Mandelbrot-figuren, verwant aan de
chaostheorie.
Wat 't Hooft hier noemde, waren
Stephen Wolfram en de
Cellulaire automaten.
Laatste fragment:
PJH: Een slotvraag. Uw boek heet: "De bouwstenen van de schepping": er was dus een Schepper?
GtH: Nou, dit woord heb ik overgenomen van mijn vroegere leraar natuurkunde. Die was heel gelovig en vroeg dan: zou de schepper dit zo bedoeld hebben? Ik ben helemaal niet gelovig, maar het idee, moet de natuur zó in elkaar zitten, vond ik mooi.
Je hoeft niet over een Schepper te praten, maar over de schepping, datgene wat er is. En waarom is het zo, en uiteindelijk kun je waarom-vragen stellen zonder dat ook de modernste wetenschap er een antwoord op kan geven: waarom zijn er elementaire deeltjes, waarom dit, waarom dat. Dan moet ik het antwoord schuldig blijven.
PJH: Zelfs u?
GtH: Ook ik.
Bekijk het interview bij
Buitenhof of bij
Uitzending gemist; in beide gevallen begint het interview met Gerard 't Hooft op 35:03.
Ik heb af en toe emotioneel zitten kijken en luisteren, omdat hij met hart en ziel zijn wetenschappelijke inzichten uitlegde, en bepaalde levensinzichten zo mooi en helder verwoordde.
Met dit blog dook ik in mijn verleden - ik ben blij dat ik in een dergelijke omgeving een basis heb mogen leggen voor mijn verdere loopbaan en leven. Zonder dit verleden had ik niet het plezier gehad om dit blog te schrijven, met deze herinneringen, en had ik misschien minder genoten van dit interview...
Verwante/aanbevolen links:
Prof. Brinkman, hoogleraar-directeur NatLab RUG, initiator KVI
My father Stephen Hawking
Universiteit van Nederland
Wat zijn de religieuze argumenten tegen evolutie?