...en Niklas "logeert" hier ook. (v/h dwarsbongel.web-log.nl en niklas.web-log.nl)

Posts tonen met het label Familie. Alle posts tonen
Posts tonen met het label Familie. Alle posts tonen

23 april 2025

250416 – Mobiel feest

Precies een week geleden was ik jarig. Behalve als het een lustrum is, vieren we dat niet in gezelschap maar met een uitstapje samen. Geïnspireerd door Buienradar trokken we noordwaarts, zoals we vaker doen, nu over de N366. Tot we het bord "Alteveer / Bourtange" zagen, en spontaan besloten om af te slaan, onder het zingen van een gemodificeerde zin uit een kerstlied: "Gij kwaamt van alzo Hoge / van Alteveer".
We gingen in Bourtange lunchen, een van onze favoriete plekken. Ik nam uit nostalgische overwegingen geen koffie, maar chocolademelk – in mijn jonge jaren, als het weer goed was, fietsten we met een groepje vriendjes en neefjes en nichtjes naar Haantjebak in de Emmerdennen, en mijn moeder nam dan een grote kan chocolademelk en een grote pan oliebollen in de fietstassen mee.

Bij de Bovenlanden waren er eindelijk weer eens koolzaadvelden in bloei. Daar moest een verjaardagsfoto gemaakt. Maar gelukkig heeft Marijke ook een selfie gemaakt van ons samen.
Vanaf de Bovenlanden reden we, zoals alweer een tijd mogelijk is, over de vernieuwde Boneschanskerbrug naar Nieuweschans, waarna we langs Oudezijl komen, waar de moeder van mijn moeder geboren is. Ik ben nog steeds nieuwsgierig in welk huis, en of dat er nog is.
Via Drieborg komen we langs de dijkdoorgang tussen de Stadspolder en de Reiderwolderpolder, met het huisje bovenop de dijk waarin materiaal is opgeslagen om bij extreem hoogwater de doorgang af te sluiten.
Zo komen we bij Nieuw Statenzijl, het sluizencomplex waar de Westerwoldse Aa, die de grens met Duitslan vormt, uitmondt in de Dollard. Hier vlakbij heeft Ede Staal een tijd gewoond en daaraan danken we zijn prachtige lied Nij Stoatenziel.
We maken een foto in het (teruggeplaatste) frame en scharrelen wat rond, bekijken de sluisdeuren en kijken over de Dollard in de richting van Emden, maar het is daar heiig. Je kunt hier ook zo Duitsland in fietsen.
Dat je hier aan de grens bent blijkt ook uit de Dijksteen. We lopen naar beneden, dezelfde route als de vistrap – er wordt hier veel onderzoek gedaan naar vismigratie. Beneden is er een smal houten pad naar de Kiekkaaste, vogelkijkhut. Terwijl we bij het begin stonden ging luidruchtig een grote vlucht brandganzen op de vleugels. Marijke maakte een foto terwijl ik dat filmde.
Wat je misschien niet verwacht op de klei in de Carel Coenraadpolder, zo langs de Dollard en de Wadden, zijn bloeiende bollenverden. Wij kwamen er langs op de Dallingweersterweg, net als af en toe een paar prachtig ontluikende abeelen.
De kerk van Termunten is van de Stichting Oude Groninger Kerken. We konden deze keer naar binnen en hebben die kans niet onbenut gelaten. Staande bij de kerk zie je tussen de huisjes, die naast de kerk zo klein lijken, de Dollarddijk.
Het interieur lijkt helder verlicht door de combinatie van witte muren en de hoge ramen. Nu ik de foto′s nog eens bekijk geeft de sfeer me zelfs een associatie met de kerken op Malta, met name de Carmelietenkerk in Valetta, die we bezocht hebben tijdens onze huwelijksreis.
Het orgel is een vervangend exemplaar, het oorsprokelijke is verloren gegaan naar ik meen door oorlogs- en natuurgeweld. De kerk heeft een lange geschiedenis van verkleining.
Marijke bleef in de kerkzaal, ik ging naar de toren, die je blijkens een bord bij de ingang mocht bezichtigen. Ik was onder de indruk van de klok, die je de hele toren door duidelijk maakte dat hij de tijd gestadig wegtikte. Toch hoorde ik zachtjes muziek van beneden, en later vertelde Marijke dat zij op de piano in de kerkzaal gespeeld had. Ik ben niet al te hoog geklommen, ik ben gestopt toen ik bij een trap kwam waar bovenaan tweemaal met grote letters stond: PAS OP!
Op weg naar beneden jeukten mijn handen om eens stevig aan dat touw te gaan hangen, dat uit de top van de toren tot op de eerste verdieping hing, maar het mededogen met de omwonenden, voor wie het een noodsignaal zou kunnen zijn, liet mijn verstand zegevieren.
Weer buiten gekomen, op weg naar de auto, heb ik nog een foto gemaakt van de zijkant van de kerk, waar een rij ronden vensters wordt afgesloten met een gleuf in een soortgelijk rond metselwerk. Elke keer vraag ik me af: wat zou het doel daarvan zijn?
Dan zijn we aan het eind van de middag gekomen en beginnen al een beetje trek te krijgen. Op een dag as deze past een iets uitbundiger maaltijd waar we zelf niet voor aan de slag hoeven. We waren het snel eens over onze eerstvolgende bestemming: Bussemaker in Exloo. Wederzijdse herkenning tussen ons en het personeel, en altijd smakelijk eten.
Een aangename afsluiting van een mooie dag, alvorens de laatste etappe naar huis te voltooien.

17 september 2024

240917 - Oranjekanaal

Het was warm, maar het werd nodig tijd dat ik weer eens een flinke wandeling maakte. Ik heb zo mijn vaste rondje met een keuze tussen groot, gewoon of vlug even.
Het was tijd voor een grote ronde, dat is ongeveer 10 kilometer. Maar de standaardronde voerde me over lange stukken open veld, en ik had geen zin om me in te smeren, wat met deze strakke zonneschijn wel gewenst zou zijn als ik niet wou verbranden.
Een alternatief was om een stuk langs het nabijgelegen Oranjekanaal te gaan en daarna het bos in. Bij de brug van Westenesch zou ik kunnen afslaan en dan beslissen welk vervolg ik zou kiezen uit de verschillende mogelijkheden om met een grote boog weer naar huis te gaan.

Ver voordat ik op dat punt was gearriveerd belde Marijke in jubelstemming. Ze had een test gedaan en een goede uitslag gekregen. Ze had al drie jaar met een apneu-apparaat moeten slapen, en de nieuwe test had uitgewezen dat dat niet meer nodig was! Om gezond te blijven kun je zo′n ding nodig hebben omdat je anders in je slaap een zuurstoftekort kunt oplopen, maar het is wel irritant.
Ik heb contact met mijn mobiel via mijn Bluetooth-oortje, en een wandelend echtpaar keek wat vreemd naar me. Ik heb ze uitgelegd dat ik niet met mezelf liep te praten, maar een prettig telefonisch contact had met mijn vrouw middels de Bluetooth-techniek waarvan ik zelf de administratieve afhandeling van enige patenten heb verwerkt.

Verderop, net voorbij de afslag naar de manege in het bos, kom ik langs de zwaaikom, waar we met een koor en een groep dichters een manifestatie hebben gehad ter gelegenheid van het 150-jarig bestaan van het Oranjekanaal. We droegen en gedichten voor, geschreven ter ere van die gelegenheid.
Mijn gedicht was tegelijk een herinnering aan de tochtjes met mijn moeder, juist omstreeks dit jaargetijde. Mijn moeder plukte heel veel bramen langs de oevers van het Oranjekanaal waar ze potten vol heerlijke jam van maakte. Ik zie mijn moeder nog voor me in haar bruine manchester jasje en een broek die enigszins beschermde tegen de stekelige takken. Ik mocht helpen plukken, maar niet te dicht bij het water want ik was nog te jong voor zwemles.


Oogst
 
 
Daar waar mijn moeder oogstte
in bruine ribfluwelen jas en broek
tussen taaie, stekelige struiken
als de zomer afscheid nam
 
slaat men nu de steile oevers kaal
om het oude jaagpad te herstellen
waar geen paard of schipper nog
een schip zal langs doen gaan
 
Met gesloten ogen zie ik oude foto´s
werkvolk schept de grond in krooien
langs smal plankier zwoegt het omhoog
broeken hangen aan bretels om ´t vege lijf
 
Kanaal met naam ter ere van de koning
kwetsuur in ´t eeuwenoude Drentse land
scheepvaart voor de kachels in de steden
in plaggenhutten schuilt het werkvolk met gezin
 
Rechtsomkeert gaan schepen in de zwaaikom
 
Sluizen die geen schip meer schutten
bruggen niet meer afgedraaid
kanaal dat doodloopt op een duiker
mijn moeder plukt geen bramen meer.  
 
© Gauke Zijlstra, 2006


Aangekomen bij Westenesch werd het nog een andere keuze. Ik besloot rechtdoor te gaan, verder langs het Oranjekanaal. Die keus hield ook in, dat ik pas bij de Sluisvierweg over de brug naar de andere kant kon, maar dat dwong me ook om lekker door te lopen als ik niet over hetzelfde voetspoor terug wilde lopen.
Hier stond het aan beide kanten ook vol braamstruiken, ook op de oever van het kanaal, dat vele meters lager ligt dan het pad.
Ik speurde langs de struiken, liep er naartoe als ik bramen zag, maar wat er hing was niet rijp of al verdord.

Ik wou dat ik nog even met mijn moeder kon praten, al was het maar per telefoon. Tijdens haar tweede huwelijk plukte ze hier nooit meer bramen. En we hebben zoveel "quality-time" gemist, omdat het al gauw fout ging tussen die stiefvader en mij.
Als wij later een serieus gesprek hadden en die man was in de buurt, bemoeide hij zich er altijd mee en maakte ruzie. Ik kan me niet voorstellen dat dat huwelijk haar gebracht heeft wat ze ervan verwacht had. Maar ja, "wat God heeft samengebracht, zal de mens niet scheiden" was haar overtuiging.
Nou wil het verhaal dat het meer de gereformeerde dorpsdominee is geweest die ze heeft samengebracht, door een prachtige brief te schrijven voor de man – gezien een later ingezien epistel van hem kon hij geen goed geformuleerde brief produceren.
En per telefoon? Nu iedereen met een mobieltje rondloopt, en handsfree kunt bellen via je oortje, kun je je niet meer voorstellen dat die dingen toen nog lang niet bestonden en dat zelfs het aantal mensen met een vaste telefoon beperkt was.
Die stiefvader had telefoon in huis omdat hij voorganger was bij de begrafenisvereniging in het dorp en dus "altijd bereikbaar" moest zijn. Een nummer met drie cijfers, een nummer dat ik later in de digitale techniek beroepshalve herkende als een meervoud van twee. Een telefoonnummer uit zo′n periode blijft hangen.

Aldus filosoferend naderde ik weer de brug bij Westenesch.
Dat lange stuk langs die vele braamstruiken leverde niets op, ik had maar twee eetbare bramen gevonden en die ook meteen in mijn mond gestopt toen ik ze vond. Net of alle bramen al voor mijn neus weggeplukt waren.
Ik passeerde de plek waar ik de laatste keer voordat hij overleed mijn meest nabije stiefbroer onverwacht onderweg ontmoette. Zoals alle stiefbroers en -zussen was hij erg op mijn moeder gesteld. Ze was met hen omgegaan alsof het haar eigen kinderen waren.

Ik had nog zo ongeveer 100 meter te gaan tot de brug toen ik iemand zag die een fiets pakte die bij de brug tegen een paaltje stond, een emmertje aan het stuur hing en opstapte.
Een kleine vrouw in een bruin corduroy jasje fietste weg richting Emmen...

20 december 2023

231220 - Sleutels

   Nog bewaar ik sleutels van
   huizen waar ik niet meer welkom ben

   Waar nu andere mensen wonen
   en nieuwe sloten zijn geplaatst

   Van huizen die niet meer bestaan

   Ook de sleutel van een koffer
   die niet met mij is meegegaan

   Een schatkist die verdwenen is

   Omdat een sleutel meer is
   dan een stuk bewerkt metaal.


   ©Gauke Zijlstra 2023

28 april 2023

230428 – Vijfenvijftig jaar geleden

Op deze datum, in een eerdere fase van mijn leven leven, werd ik voor het eerst vader.
Omdat er niet tijdig een kraamverzorgster aanwezig kon zijn, rustte op mij de spannende, onwennige taak de vroedvrouw te helpen.
Direct na de bevalling werden we per ambulance naar het ziekenhuis vervoerd. Eerst brachten de chauffeur en ik moeders op de brancard naar beneden. Daarna zette ik me naast de chauffeur met mijn dochter in mijn armen; verder was er geen begeleiding.
In het ziekenhuis werd moeders direct naar de behandelkamer gereden. Mijn dochter werd door een verpleegster van me overgenomen. Ik kreeg haar nog even te zien achter glas - de verpleegster was een goede bekende van ons.
Weer thuis hielp mijn moeder me de boel op te ruimen: zij had voor het eerst een bloedeigen kleindochter. Ze was al oma via mijn stiefbroers en stiefzussen.
Deze foto van de trotse vader en zijn welgeschapen dochter is gemaakt op de dag dat moeder en dochter terug waren uit het ziekenhuis.

20 maart 2023

230320 – Het behouderlijk huis

Na mijn vader′s overlijden woonden mijn moeder en ik bij opa en oma, haar ouders. Opa was al gepensioneerd en ze woonden in de helft van een een mooie dubbele woning. Een rustige straat die je nou niet direct een volksbuurt zou noemen. Voor die tijd ook al tamelijk comfortabel.
Als ik nu in het begin van de zomer langs dat huis rijd, bloeit de door opa geplante blauwe regen nog altijd rijkelijk aan de voorgevel.
Toen ik met mijn moeder bij opa en oma kwam wonen, was het toilet geen tonnetje dat elke week geleegd moest worden, zoals in heel veel huizen toen nog, maar een geglazuurde keramische toiletpot, die werd doorgespoeld met een witte, geëmailleerde lampetkan. Eens in de zoveel tijd kwam er een tankauto voorrijden, slangen werden uitgelegd, de septictank werd opengemaakt en leeggezogen.

Het huis was omgeven door bos en had een ruime tuin: vóór een siertuin en achter een flinke moestuin. Er waren perken met allerlei groenten en aardbeien. Rondom bessenstruiken: rode, witte, zwarte en kruisbessen. Het bos begon achter in de tuin op de heuvel die deels nog bij de tuin hoorde. Een zitje halverwege de heuvel, en een paadje naar het bos. In de tuin stond een dikke beuk die twee volwassen mannen net samen konden omspannen met hun armen.

Het dagelijks ritme was strak. Tussen de middag hadden we warm eten, dat was gedurende opa′s loopbaan altijd zo geweest. Een concessie was dat we pas begonnen als mijn moeder thuis was uit de fabriek. Een confectiefabriek, waar ze bandleidster was.
De keuken was niet groot. Rond de tafel, een uitschuifbare die mijn vader nog had gemaakt, konden we net allemaal een plaats vinden.

Opa en oma zaten langs de muur, die in twee kleuren blauw geverfd was, met een donkerblauwe streep van een duim breed op heuphoogte. Dat blauw werd geacht vliegen af te schrikken. Oma zat achteraan bij de kookkachel. Zo′n kachel met ringen die je er uit kon tillen om de vlammen direct tegen de pan te laten komen of om er een ketel in te laten zakken. Er werd hout in gestookt, of eierkolen of briketten.
De kachel stond in een schouw met een rookkanaal naar dezelfde schoorsteen op het dak waar het rookkanaal van de woonkamer uitkwam. De schoorsteen waarvan ik toen nog net wel of net niet meer geloofde dat Sinterklaas er cadeautjes doorheen afleverde.
Tante Mien woonde ook nog thuis en deed een groot deel van het huishouden, samen met oma. Daarom zat zij aan de kopse kant van de tafel, bij de kachel. Ze moest wel een beetje oppassen als ze ging staan, anders stootte ze tegen de koffiemolen die aan de wand tussen de schouw en het ingebouwde servieskastje met glazen deurtjes was bevestigd. Zij zat het verst van de deur waar je de keuken binnenkwam. De deur kwam net niet tegen de tafel, dus aan die kopse kant kon niemand zitten.

Mijn moeder zat het dichtst bij de deur omdat zij het eerst weer weg moest. Ze had maar een korte pauze en moest dan snel weer op de fiets naar de fabriek. Ik zat naast haar, wij zaten met de rug bijna tegen het aanrecht.
Boven dat aanrecht zat de koperen pomp, rood en geel koper, die het water oppompte uit de regenput, die vlakbij was, buiten.
Ook ′s avonds bij de broodmaaltijd zaten we in dezelfde opstelling aan tafel.

Bij het brood eten was er één vaste soort beleg. Of eigenlijk twee: pas als ik twee ″boterhammen met tevredenheid″ had gegeten, mocht ik op de volgende beleg.
Die andere soort was bruine basterdsuiker. Dat zat in een lage, glazen suikerpot op een zilveren schotel en met een zilveren deksel. Die suikerpot werd beheerd door opa.
Daar zit een familieverhaal aan vast. Een jonger neefje was te logeren geweest en blijkbaar onder de indruk van opa′s suikerpot. Zijn moeder vroeg hem om een pak bruine suiker te gaan halen bij de kruidenier om de hoek. Hij kwam onverrichter zake terug, met de mededeling dat die domme kruidenier niet eens wist wat ″opasuiker″ was.

Er was ook altijd wel een wisselend ander beleg om uit te kiezen: kaas, een plakje vlees, of jam. Het was feest als ik het laatste restje jam uit een ″lege″ pot mocht halen met een korstje brood aan een vork.

Vast ritueel bij elke maaltijd was het bidden vooraf, en Bijbellezen en bidden er na. Opa had veel ervaring opgedaan met voorgaan in gebed, als hoofd van een School met den Bijbel, en was, daaruit voortvloeiend, ook een der notabelen van het dorp.

Voor mij als jongetje waren die gebeden aan tafel om God te danken weliswaar gewoonte, maar nog weleens te hoog gegrepen en te langdradig om de spanningsboog van de eerbied vast te houden.
Zo zat ik een keer door de kiertjes van mijn ogen om me heen te kijken of iedereen wel braaf met de ogen dicht aandachtig luisterde naar opa′s keurig articulerende stem, waarin ik toch inmiddels ook een aantal cliché′s begon te herkennen.

Plotseling schrok iedereen zich wezenloos: een dreun op de tafel en rinkelend serviesgoed als bij een aardbeving! Opa keek met een streng, woedend gezicht naar mij, berispte mij en sprak met stemverheffing een ernstige waarschuwing uit over mijn open ogen, mijn ongehoorzaamheid en gebrek aan eerbied, en dat het slecht met me zou aflopen.
Na wat opa net uit de Bijbel gelezen had, over een toornige God, en ′s morgens ook al over een ″naijverig God″, wist ik ineens zeker: God lijkt op opa als die boos is!

21 februari 2022

220222 - Johan, ★ 8 juni 1946 - † 4 februari 2022

Als je bij Johan op bezoek was geweest, was zijn vaste afscheidsgroet: "Mooi da'j d'r waren!" 1

Johan was 11, ik was 14 toen we elkaar leerden kennen. Toen waren we ook ineens broers, want in juni 1957 trouwde mijn moeder met zijn vader. Hij was een van de negen kinderen van die vader, de op een na jongste. Ik was enig kind van mijn moeder.
Wij hadden tien jaar bij haar ouders gewoond, in het laatst alleen bij opa, een gepensioneerd hoofd ener School met den Bijbel.

Het was de overgang van een eigen kamertje, naar een slaapkamer waar vier jongens sliepen, en waar in dat huis zes tieners en twens hun huiswerk moesten doen, en voorbereidingen voor catechisatie, verenigingsleven en een muziekkorps.
Het was ook een cultuurschok: van een woning met een keurig onderhouden tuin, grenzend aan het bos, van een straat waar artsen, leraren, wethouders en een dominee woonden, naar het rommelige erf van een klompenmakerij in een agrarisch dorp.
Over opa's huis schreef ik al eens een blog, met een foto erbij waarop te zien is hoe opa's blauwe regen aan de gevel er nog was: 161102 - Familiedag, blauw bloed en sanitaire voorzieningen.

Het was geen grootse bruiloft. Als een oom, broer van mijn vader, geen kiekjes had gemaakt, waren er waarschijnlijk geen foto's geweest. Hij gaf mij later enkele negatieven.
Het gezin in nieuwe samenstelling ging op de foto, inclusief de partners van de oudste broer en zus en een kleinkind. Het kleinkind is anderhalf jaar jonger dan de jongste zoon. Ik zit links vooraan, Johan zit achter mij met zijn jongste broer.
We zijn nu 65 jaar verder. Op 4 februari is Johan overleden. Hij was van de broers en zussen degene waarmee ik het meeste heb opgetrokken en contact gehouden.
Van die 10 broers en zussen (ik incluis) is de helft nog over. Er is een foto die ongeveer halverwege tussen toen en nu gemaakt is, op een familiedag waarschijnlijk.
Het trof mij, toen ik de foto weer zag, dat de nog levenden er allemaal bij elkaar staan, de vier broers rechts en de achterste van de zussen.
Ik paste me aan, ik leerde Drents. Een van de eerste Drentse vertalingen die ik leerde, was, dat de Bijbelse jongelui Sadrach, Mesach en Abednego, in Aalden soms Zaodzak 2, Meelzak en Albert Negenoog werden genoemd.
Het meest trok ik op met Johan. De voorlaatste keer dat ik bij hem was, hadden we het nog weer eens over de Nebukadracekar. Dat was onze versie van een racefiets, waar we later nog een "zijspan" aan maakten. Die exotische naam was afgeleid van de Babylonische koning die Zaodzak, Meelzak en Albert Negenoog in het vuur liet gooien, omdat ze "niet umliek wollen". 3
Dat oude fietsje was een doortrapper. We hadden een keer een springschans gemaakt door een steigerplank tegen een bult zand op te leggen, ongeveer op de plek net achter waar hij op deze foto poseert. Toen nog zonder zijspan. Johan reed met een flinke gang tegen die plank op, maar helaas, geen kettingkast: zijn nieuwe spijkerbroek kwam tussen de ketting, en scheurde open van onder tot aan het kruis. Mam zag het gebeuren vanuit de kamer, en schaterde het uit.
Niet vanwege die broek herinnerde Johan zich, maar vanwege zijn beteuterde gezicht!

We hadden ons "geheime" hok gemaakt in de hanebalken van de keet waarin de klompenmakerij zat. Soms lagen we er een poos te lezen in cowboy- of detective romannetjes, of een exemplaar uit de stapel van het jeugdblad "Arend" waarop ik geabonneerd was geweest.
Daar hielden we ons schuil als Pap een persoonlijke onweersbui had. En daar was niet veel voor nodig.

Tussen Pap en mij was het al vrij snel misgelopen, en naarmate Johan opgroeide durfde hij ook meer weerwoord te geven.
Na het eten werd door Pap altijd een stuk uit de Bijbel gelezen. Dat ging hem niet altijd gemakkelijk af. Een keer bij een langdurige aarzeling van Pap, zei Johan: "Dik woord, sla maar over!"
's Zondagsmiddags vroeg Pap na het eten altijd aan een van ons, over welke tekst de dominee gepreekt had, dan las hij die tekst voor. Het was ook om te controleren of je wel naar de kerk geweest was en of je opgelet had.
Een keer toen Johan gespijbeld had, was zijn antwoord: "Dat ging over de zonde, hij was d'r vierkant tegen!"

Niet dat we onafscheidelijk waren, we hadden allebei onze eigen vriendenkring.
De andere broers en ik waren naar de LTS in Coevorden geweest. Dat was verder fietsen dan Emmen, maar die school stond beter aangeschreven. Johan ging naar de nieuwe, net geopende christelijke LTS in Emmen om het timmervak te leren.
Ik werkte toen al in Groningen en mocht om het andere weekend thuiskomen.
Johan ging bij de Marine, als beroeps. We schreven elkaar brieven in die tijd. We hadden allebei een rood tinneroy jack, Johan tekende zijn brieven met de afzender Roodjek. Maar de Marine beviel hem toch niet zo goed, en hij kreeg het voor elkaar om niet de volle tijd uit te hoeven dienen.

We hebben het pas ook nog gehad over onze fietsvakantie in die tijd. Ons eerste doel was Amsterdam. We kwamen de eerste dag maar halverwege, doordat Johan 's morgens pas thuiskwam uit dienst. We hebben bij een boerderij gevraagd of we in de hooischuur mochten slapen. Dat mocht, als we lucifers en aanstekers in bewaring gaven.
We zouden in Amsterdam naar een camping, maar de ouders van onze vriendin daar vonden het zo gezellig dat we de hele week gebleven zijn. De tent die ik voor die vakantie op de kop getikt had is ongebruikt gebleven. Die vriendin hadden we leren kennen doordat ze een keer in ons dorp logeerde, bij familie van haar Amsterdamse buren.

Het volgende reisdoel was Delfgauw, waar oudste zus Hennie woonde met haar gezin. We hebben die week Delft bekeken, ook het vrouwelijk schoon. Zo liepen we er achter een paar jongedames. Wij praatten Drents met elkaar, en hoorden de meisjes zeggen: "Hoor je dat, het zijn Duitsers!" Dat vonden ze blijkbaar eng.

Ook de terugweg naar Emmen haalden we niet in een keer. We hebben in een droge sloot geslapen, het was warm genoeg. En Johan sloeg nog een keer over de kop, hij slipte door een gleuf tussen de tegels van het slechte fietspad. Zijn fiets stond op de kop, op de plunjezak die overdwars op zijn bagagedrager zat, hij lag er naast. Zijn bezeerde knie heeft hij bezworen door hem in beweging te houden.

Daarna hadden we allebei ons werk, stichtten allebei ons eigen gezin. We zagen elkaar bij verjaardagen en dergelijke bijeenkomsten.
Pap had tegen het eind van zo'n avond de gewoonte om te gaan lopen scharrelen en aanstalten te maken om naar bed te gaan. Er waren een keer vroegere buren op bezoek, toen Pap ook met dat ritueel begon. Johan zei op een gegeven moment: "Kom vrouw, wij gaot hen bedde, de visite zal ook wel hen hoes willen!" 4 Die uitspraak is ook zo'n familieklassieker geworden.

De gezondheid van Tineke speelde een belangrijke rol, maar ik herinner me Tineke als een lieve, goedlachse en dappere vrouw die Johan goed weerwoord geven kon, maar ook makkelijk omging met zijn grappen en grollen.
Mijn huwelijk was minder bestendig, ik raakte met mezelf in de knoop en ben na 30 jaar gescheiden. Enkele jaren later vond ik Marijke.
Tineke was de eerste van de familie die mij met Marijke zag en ons binnen nodigde, toen we langs hun huis liepen op de terugweg van het kerkhof, waar ik op de verjaardag van mijn moeder altijd even naartoe ga.

Het verdriet van Johan, toen hij Tineke moest laten gaan, in november 2002.

Dan dat onverwachte telefoontje van Johan, in april 2003. Wat ik er van vond als hij een vriendin meenam naar mijn verjaardag. Hij had gemerkt dat sommige familieleden vonden dat hij er wel wat snel mee was.
Hij kende haar al langer en zij kende Tineke ook, vertelde hij. Aan zijn stem hoorde ik dat het goed was, en dat zei ik ook. Want als je iets goeds laat voorbijgaan op het moment dat het er is, ben je het misschien voorgoed kwijt.
Dat de combinatie Rika en Johan goed was is voor iedereen duidelijk. Twee mensen met allebei groot verdriet in hun bagage, die er samen iets moois van hebben gemaakt.
En dat eindigt nu op deze droevige manier, en Rika blijft weer alleen achter.

De afscheidsdienst was in kerkgebouw Ichthus. In de tijd dat mijn moeder en ik bij opa en oma woonden, is dat gebouwd en kwam ik er elke zondag. Pas een paar jaar geleden ontdekte ik dat de architect een neef van mijn moeder was, die ook de kerk in Aalden ontworpen heeft, waar de huwelijksfoto va Pap en Mam gemaakt is. Johan was actief in het kerkelijke gebeuren. Hij zong in het koor, net als Mam vroeger. En in de dienst refereerde de dominee er aan, dat alles wat je daar zag dat van hout was, door Johan was gemaakt.
De laatste keer heb ik een poos naast Johans bed gezeten. Hand in hand.
Tot hij zijn hand terughaalde: hij had het zo warm.
Terwijl ik daaraan terugdenk zie ik zijn gezicht voor me, met die schalkse blik van hem, en hoorde hem in gedachten zeggen: "'t Was ook allèn maar umda'j zukke lekker kôlle handen hadden!" 5

Het blijkt de laatste keer te zijn geweest, en ook toen zei Johan: "Mooi da'j d'r waren!"
Het was ons definitieve afscheid, en ik zeg: "Johan, mooi da'j d'r waren!"
Zonder jou was voor mij het leven minder kleurrijk geweest. En je bent de enige geweest die er een keer tussen sprong toen Pap me onterecht beschuldigde. Je was voor mij het dichtste bij in dat nieuwe gezin en heel vaak een lichtpunt in die moeilijke periode.

Maar je andere afscheidsgroet: "Maol naokommen" 6, hoop ik nog een poosje uit te stellen.
1 Fijn dat je er was.
2 zak met gedorst graan.
3 omdat ze niet wilden gehoorzamen.
4 Kom vrouw, we gaan naar bed, het bezoek zal ook wel naar huis willen.
5 't Was ook alleen omdat je zulke lekker koude handen had!
6 Kom nog een keer weer, of: kom ook eens bij ons.

04 januari 2022

220104 - Schaatsende broers, en ijzig werk...

Vandaag werd er aandacht besteed aan de Elfstedentocht van 1997, de laatste keer dat die gehouden werd. Ik dacht aan een fotootje van mijn vader met twee van zijn broers. Hij was de oudste van vier, de jongste was er niet bij. Zijn verhalen heeft hij me niet kunnen vertellen, ik moet het doen met foto's en nagelaten correspondentie.
Hun thuisbasis was Hoogkerk, preciezer gezegd Vierverlaten. Mijn vader zal, gezien zijn tenue, met verlof zijn geweest. Hij was in dienst in 1936 en 1937, en van augustus 1939 tot de capitulatie in 1940. Betere datering heb ik niet.
Een foto waarop ze een stuk jonger zijn, laat ze in oplopende volgorde zien: Geert (1922), Aaldert Geert (1920), Johannes (1918), en Klaas (1916), mijn vader.
Zij en hun echtgenoten zijn inmiddels allen overleden.
Op 19 december 1939 stuurt mijn vader vanuit Egmond een ansichtkaart naar Johannes, die dan in Twist (post Oplo) verblijft, met op de achterkant o.a. de tekst: "Gaat het je nog naar de zin? Mij niet. Je zult wel meer kou lijden daar, dan ik hier. Ik wou dat ik m'n schaatsen hier had, vandaag vriest het niet meer."
De plaats Twist vond ik nu niet, die is hernoemd tot Westerbeek.

In december 1941 werkt mijn vader in Hardegarijp, als opzichter bij de aanleg van drie bruggen. Het is dan blijkbaar flink aan het winteren. Hij schrijft aan Johannes, die dan in Veenendaal is: "'t Kan nu wel eens een lange winter worden. Kun jij nog een poosje doorwerken zo? Als je aan 't timmeren bent, kan het gauw. Het treft voor ons heel slecht. Alles was voorelkaar om morgen de brug hier in Hardegarijp te storten en nu gaat het natuurlijk niet door. De timmerlui zijn vanmorgen tijdelijk geschorst en de arbeiders vanavond. Ik ga hier met 1 timmerman nog wat afwerken, ik denk van een paar dagen, als 't weer het toelaat en dan zal 't ook wel gebeurd zijn. Alle hoop is nu op dooi weer. Als 't doorvriest zal ik m'n ontslag wel krijgen aangezien ik vrijgezel ben."

Behalve de hierboven genoemde brug is er van een andere het beton al gestort en is de ploeg van zijn collega nu met de tweede bezig: "Met de middelste put lijkt het niet best. We hebben al 3 keer de put vol zand en water gehad en nu staat het water nog binnen even hoog als buiten. De Hogebrug is gestort en Libbe de Vries zit nu bij de middelste."

Mijn vader denkt tussen het werk door wel aan schaatsen: "Als 't hier winter blijft valt hier wel te schaatsen. De halve wereld staat hier onder water, zo laag is 't hier. Met hoog water is alles blank. Vanmorgen zijn we druk aan 't ijsbreken geweest. Er was een praam met grind onderweg blijven liggen Zaterdag, en de cementpraam lag hier ook nog een end vandaan."
In januari 1942 wordt inderdaad, ondanks de bezetting, de Achtste Elfstedentocht gereden, maar veel deelnemers reden verkeerd vanwege de verduistering.
Er is me niet bekend of er ooit familieleden aan een Elfstedentocht hebben deelgenomen. De schaatsen die mijn vader onderheeft op die foto heb ik nog. Ze komen van een destijds bekende leverancier: J. Noorman uit Den Ham (bij Aduard). Mijn grootste schaatsprestatie op deze schaatsen was een tocht over het Oranjekanaal, van Westenesch naar Orvelte en terug.

07 december 2021

211207 - Stem

Schrijven is iets waarin je je ei kwijt kunt, en plezier aan beleeft.
Je krijgt een bericht onder ogen, waarin gevraagd wordt om een verhaal te schrijven van maximaal 500 woorden, met als thema de stem van je vader of je moeder.
Dan denk je aan dat kleine fotootje waar je als baby bij je vader op de arm zit.
Hij heeft je zijn pet opgezet. Het is de enige foto waar jullie samen op staan, een paar maanden later was hij dood.
Je realiseert je dat je zijn stem moet hebben gehoord.
Die moet ergens heel diep in jouw vroegste, onbewuste herinneringen verborgen zijn.
Je probeert zijn stem te reconstrueren door de herinneringen aan de stemmen van zijn drie broers en je opa naar voren te halen.
Bij alle vier zit er een Groningse klankkleur in, bij opa ook een Friese.
Je weet uit nagelaten brieven aan je moeder, dat hij tussen het ouderwetse, toen correcte Nederlands nog wel eens een opmerking of grap in het Gronings schreef.
Het lukt niet, je krijgt geen letter op papier. En de deadline is gepasseerd.

03 mei 2020

75 Jaar Vrijheid: Familieportret, na "de oorlog"

Het is een beschadigde foto, ooit gescand en voorzien van het opschrift: December 1906 / 1946
Twee oudere mensen, de ouders van mijn moeder, 40 jaar getrouwd. Omringd door 15 volwassenen en 12 kinderen. De foto is gemaakt in Emmen, in het huis van mijn grootouders.


Ik zit in kleermakerszit vooraan in het midden, 3½ jaar jong. Anderhalf jaar na die foto gingen mijn moeder en ik daar bij opa en oma inwonen.
Van 2 volwassenen is er later een pasfoto bijgeplakt, in de lijst van wat de spiegel moet zijn geweest, die hing traditiegetrouw boven de schoorsteenmantel.
De bijgeplakte volwassene links is mijn vader, rechts oom Bertus, broer van mijn moeder.

Begin januari 2020 is de laatste van de volwassenen op de foto overleden: voor mij de laatste van de vorige generatie van mijn moeders kant. Van mijn vaders kant was dat al eerder. Op de foto staan 12 kleinkinderen, later kwamen er nog 29 bij, waarvan 8 er niet meer zijn.
De vragen aan de vorige generatie, die we nog niet konden formuleren bij gebrek aan de juiste aanknopingspunten, kunnen we ze nooit meer stellen. Vragen die zich opdringen door combinaties van flinters informatie die ons alsnog toevallen uit onverwachte hoeken
Vragen die voor altijd onbeantwoord zullen blijven, tenzij we antwoorden kunnen afleiden uit hun later ontdekte, opgeschreven herinneringen. Bewaarde brieven uit een nalatenschap: als er familieleden overleden kwam er nog wel eens iets tevoorschijn, waarvan we als neven en nichten af en toe iets uitwisselen.

Mijn vader, is in 1944 overleden door ziekte, niet door oorlogsgeweld, bijna 28 jaar. Wel was hij bij het begin van de Tweede Wereldoorlog gemobiliseerd. Hij was bij de Genietroepen, stond met een zoeklichtafdeling bij het vliegveld Bergen (NH). Dat vliegveld was het eerste doel dat door Duitse vliegtuigen werden geruïneerd. Mijn vader werd met zijn afdeling verplaatst en een paar dagen later heelhuids gedemobiliseerd.
Een deel van zijn wedervaren uit zijn mobilisatietijd heb ik kunnen afleiden uit nagelaten correspondentie, uit de oorlogstijd daarna is er vrijwel niets. Alleen uit 1941, over het werk aan een brug bij Leeuwarden vond ik iets.

Over "de oorlog" heb ik in mijn familie nauwelijks horen praten. Dat zal zijn omdat ik te jong geacht werd om daarmee geconfronteerd te worden, totdat ik als beginnende puber in een andere situatie terechtkwam door het weer trouwen van mijn moeder.

Dat het station van Hoogkerk, dicht bij het ouderlijk huis van mijn vader door geallieerde vliegtuigen is beschoten, is geloof ik één keer genoemd. De jongste broer van mijn vader zat thuis ondergedoken in een geheime ruimte onder het schuine dak, om niet tewerkgesteld te worden in Duitsland. Er was een kogel door het dak gegaan, dicht bij hem langs. Ik vond online melding van twee beschietingen op 3 februari 1945.
Mijn moeder vertelde ooit, dat er Duitse soldaten bij ons ingekwartierd waren, en er iets lachwekkends gebeurde. Ze is toen, snikkend van het lachen, met de handen voor haar gezicht, weggelopen, en een soldaat had gezegd: "Ach, sie weint!"

Het is dan wel een bizarre gewaarwording als je na je zeventigste ontdekt dat er een Stolperstein is geplaatst voor je geboortehuis, en ontdekt dat je ouders een gesplitst huis gedeeld hebben met een uit Duitsland gevlucht Joods echtpaar.
Ronduit aangrijpend is het als je later ter plaatse hoort, dat die Joodse mensen in een novembernacht, op sjabat avond, uit hun huis zijn gehaald. Een man die het gelaten ondergaat, terwijl zijn vrouw huilend en gillend wordt weggesleept.
En dat je later terugrekent dat je moeder dan halverwege is met haar zwangerschap van jou, en dat je daar nooit iets van geweten hebt.
De vrouw heeft als enige uit de gemeente de oorlog overleefd, geestelijk en lichamelijk ernstig beschadigd. De man, Hermann Stein, is vermoord in Blechhammer, anderhalve maand na mijn geboorte.

Maar waarom koos mijn moeder voor Schiermonnikoog, toen ik als "bleekneusje" naar een vakantiekolonie werd gestuurd om aan te sterken? Is er een link met de bunkers, die daar voor de Duitsers gebouwd zijn door het bedrijf waarvoor mijn vader gewerkt heeft, zoals ik ontdekte toen ik het niet meer vragen kon?
Met mijn onderzoek ben ik zó ver gekomen, dat ik weet dat hij niet voorkomt in het register van de "bijzondere rechtspleging". Hebben de eigenaars van dat bedrijf mensen daar laten werken, zodat ze niet naar Duitsland gestuurd werden om daar te werken?

Uit de familie van mijn moeder heb ik geen oorlogsherinneringen horen vertellen.
Opa en oma waren beiden onderwijzers uit Friesland en Groningen. Ze hebben daarna allebei een baan gevonden in Zuid-Holland, maar kwamen terug naar het noorden, naar Drenthe, toen opa daar een baan kon krijgen als eerste hoofd van de nieuwe School met den Bijbel in Nieuw-Amsterdam, en trouwden toen.
In 1940 werd opa gepensioneerd. Op drie na waren alle kinderen toen al uitgevlogen.

Ook over oom Bertus, broer van mijn moeder, ben ik iets te weten gekomen uit oude brieven: hij werkte in Stadskanaal, had daar zijn verloofde. Uit die brieven werd ik ook iets gewaar over andere familieleden in oorlogstijd.

Oom Bertus schreef op 9 februari 1945 een brief aan mijn moeder, en aan mij als 2-jarige. De enige post die ik tot dan toe had ontvangen was een kaart van mijn vader vanuit het ziekenhuis, voor mijn eerste verjaardag. Dat was een maand voordat hij overleed.

Oom Bertus feliciteerde mijn moeder alsnog met haar verjaardag, want "de Landwacht van Stadskanaal heeft mij te pakken gehad en geslagen en geschopt. Filip hebben ze voor de 2de maal opgehaald. Hij is nu overgebracht naar Groningen."
Er bleek in Stadskanaal een verrader bij de politie te zitten.
De gevangenschap van oom Flip, zwager van oom Bertus en mijn moeder, zag ik bevestigd in een online verslag: "Bewoner van cel 24 in het Huis van Bewaring aan de Hereweg te Groningen.: Als medegevangenen gehad: Filippus Minnema, kruidenier te Stadskanaal (17 dagen)", daarna werden meer namen genoemd.

Oom Bertus vervolgde zijn brief met het verslag van zijn vlucht na deze mishandeling: "Donderdag 24 Jan. hebben ze mij te pakken gehad. 's Nachts ben ik vertrokken. Zondagmiddag ben ik pas bij Vader en Moeder aangekomen. Ik heb de reis in 3x gedaan omdat ik het met die sneeuwstormen niet in één keer kon doen. Eerst naar Musselkanaal, vandaar naar Ter Apel en Zondagmiddag om 2 uur uit Ter Apel naar Emmen waar ik om 7.15 uur aangekomen ben. 'k Heb 4 uur geloopen door 30 cm. hooge sneeuw met de fiets aan de hand. Toen ik thuis kwam was ik dood op. Ik kon daar echter niet langer blijven als één nacht."

Op 7 mei 1945 schreef oom Bertus vanuit Weiteveen aan zijn broer Siep, in al bevrijd Zuid-Holland, dat het met de familie in het noorden goed gaat, "behalve met de schrijver zelf". Vanaf begin februari tot begin mei ging het dus niet goed met hem.
En verder: "Vader en Moeder wonen weer op hun eigen plekje en hebben negen dagen een Pool in de kost gehad. Een beste man."
In het boek "Emmen in bezettingstijd" van Dr. G. Groenhuis vond ik de bevestiging dat onder andere hun huis in november 1944 werd gevorderd door de bezetter. Ze moesten met achterlating van bijna alles binnen 6 uur hun huis verlaten hebben.
Er werden teruggeslagen Wehrmachtsoldaten in ondergebracht. Ik kan me niet herinneren dat ik daar later ooit over heb horen praten.

Ik weet nu ook, dat oom Siep tijdens de oorlog op het Gemeentehuis van Berkel en Rodenrijs, "slordig omging" met het bevolkingsregister. Overledenen werden bijvoorbeeld niet altijd zorgvuldig geregistreerd, waardoor er vervalste papieren uitgegeven konden worden. Zijn toen nog aanstaande echtgenote, tante Riet, werkte op een distributiekantoor, en zag kans voedselbonnen te regelen voor het verzet en onderduikers. In 2015, bij de herdenking van 70 jaar bevrijding, werd er in een plaatselijke krant aandacht aan besteed.

Door brieven die andere familieleden hadden bewaard, weet ik nu, dat oom Bertus is verpleegd in het Zusterhuis in Weiteveen, het "Huis van O.L.V. van Vrede". Daar schijnt onder leiding van "Zuster Engel" een mengeling van patiënten verzorgd te zijn: onderduikers en NSB'ers lagen naast elkaar.
Toen ik vriendinnen hielp met hun boek "Engel in het Hoogveen", had ik die brieven nog niet gezien; een onverwachte connectie.
Ik dacht wel eens gehoord te hebben dat oom Bertus' doodsoorzaak TBC was, "opgelopen met zijn laatste vrachtje onderduikers", maar geen bevestiging gevonden.
Kan het juiste verhaal zijn, dat hij in het zusterhuis besmet is geraakt? Hij was verzwakt door de mishandelingen, er waren onderduikers, en er was daar TBC.

In brieven aan Siep meldt Bertus, dat hij daar nog wel eens bezoek krijgt van de broer en zus die nog thuis wonen, en dan bijvoorbeeld eieren, melk en vlees voor hem meenemen dat ze hebben opgescharreld, om aan te sterken.
Hij schrijft aan Siep op 7 mei 1945: "De landwacht heeft mij een poosje voor de bevrijding nog even te pakken gehad. Daarom lig ik nu in het zusterhuis in Amsterdamscheveld. 'k Vind het wel jammer dat ik nu werkeloos moet toezien dat de landverraders worden opgepakt. 'k Had zelf ook graag een paar op willen halen. Ik zou nu vast met de auto gereden hebben als dit er niet tusschen gekomen was."


Hij schrijft, dat zijn verloofde alweer fietst en geheel genezen is: was zij ook mishandeld, of gaat het om TBC? Ik vond uiteindelijk haar gegevens via een incompleet spoor. Ik kan het haar niet meer vragen, ze is in 2008 overleden op 93-jarige leeftijd, in Brabant.

Wanneer oom Bertus terug naar het ouderlijk huis is gegaan weet ik niet, hij overleed er op 3 augustus 1945. Onlangs heb ik de letters op zijn grafsteen opnieuw ingeverfd.
Ik heb me wel eens afgevraagd wie af en toe een eenvoudig sierstukje op dat graf plaatste. Het zou zijn vroegere verloofde geweest kunnen zijn, want ik ontdekte dat familie van haar op hetzelfde kerkhof is begraven, heeft dus vrijwel zeker hier gewoond. Reden om vanuit Brabant naar hier te reizen.

Tante Mien, de destijds nog thuiswonende zus, schreef later enkele herinneringen op. Ze vertelt hoe ze met haar jongere broer Klaas en haar ouders in 1944 in Emmen woonde. Klaas was in semi-overheidsdienst, en hoefde daarom niet in Duitsland werken.

Haar jongste zus, Lies, was ontslagen op het Gemeentehuis, omdat ze weigerde thee te schenken voor de nieuwe NSB-burgemeester. Daarbij werd gedreigd met tewerkstelling in een meisjeskamp, en ze was daarom ondergedoken.

De volgende dreiging kwam ook vanuit het gemeentehuis: jonge mannen werden opgeroepen om te werken voor Organisation Todt, de Duitse bouwmaatschappij.
Tante Mien vertelde hoe een gemeente-ambtenaar aan de deur kwam met een oproep voor K.C. Eldering, om zich met een schop te melden voor graafwerk.
Ze realiseerde zich meteen, dat haar broer exact dezelfde naam droeg als haar vader. Zo onnozel mogelijk had ze de ambtenaar gevraagd: "Moet mijn oude vader van 64 dan nog dat zware werk gaan doen? Dat kan toch niet? Hij is van 1880!" Waarop de ambtenaar nog eens verbluft op zijn papieren gekeken had, en gezegd: "Dan moet er een abuis in het spel zijn…", en was weer vertrokken.
En zo hoefde de enige broer die nog thuis was, niet óók nog onderduiken; aldus het verhaal van tante Mien.

Tante Riet, de laatste van de vorige generatie, is op 2 januari 2020 overleden, 96 jaren oud en tot twee weken voor haar dood nog volop aan het fitnessen.
Ze werd beschouwd als een levend familie-archief. Ik heb opgezocht, dat opa en oma 11 kinderen hebben gekregen, waarvan de jongste levenloos geboren. Twee van de overige zijn kinderloos gebleven, een daarvan is oom Bertus. Ze hebben 42 kleinkinderen gekregen, die er nu ook niet allemaal meer zijn.

De leeftijden van deze ooms en tantes in 1940, bij het begin van de oorlog? Flip 33, Mien 26, Bertus 24, Siep 22, Klaas 21, Lies 19, Riet 16.
Een heel leven voor zich, waarvan vijf jaar in oorlog.

Hun geheugen is niet meer te raadplegen, maar wat we nog hebben kunnen we doorgeven. Met name de vrijheid, waar zij naar gesmacht hebben, en op hun manier elk hun steentje bijgedragen.
Nu is het aan ons en onze kinderen.

Bronnen:

18 april 2020

200416 - Van een verjaardag in een gekke tijd

Zeven maal elf. Zeven is het bijbelse getal der volledigheid, zegt men. Elf is het gekkengetal, zegt men. En dat getal elf is via carnaval dan weer verbonden met het christendom. Even een college gespeldificeerd hoger getalfetisjisme.

Vanwege de coronacrisis mogen, van de regering, verjaardagen momenteel niet op traditionele wijze worden gevierd, met grote visites enzo. Nou hebben wij al sinds jaar en dag de gewoonte om dat alleen te doen als het aantal bereikte jaren op 0 of 5 eindigt, en dat was nu niet het geval.

Zoals we anders ook doen, trokken we er met ons tweeën op uit, en bleven toch eigenlijk vrijwel de hele tijd in huis: ons vertrouwde huisje op wielen.
De jarige mag zeggen waar we heen gaan, maar de jarige wist dit keer geen beter plan dan richting Bonnefooi, en de eerste beslissing was: een noordelijke richting, maar nu een keer niet de Laudermarke en niet Bourtange.

Af en toe haalden we een frisse neus op een plek waar het overtreden van die anderhalvemeter-regel moeilijker was dan het handhaven.
Onder "buiten de deur eten" verstaat men gewoonlijk: binnen eten achter andermans deur, tenzij het zodanig fraai weer is dat er achter andermans omheining wordt gegeten, op een terras ofzo.
Wij hebben deze keer echt buiten de deur gegeten: Marijke had als verjaarscadeau allerlei lekkere dingen voorbereid en meegenomen, en daarvan genoten we op momenten en plaatsen die op, of liever gezegd: langs onze weg kwamen.

Zoals onze eerste stop voor koffie met gebak. We waren op zoek naar een plek, en ineens had Marijke een picknickbank gezien die ik niet gezien had. We konden keren over een parallelweggetje en waren even bermtoeristen. Wel langs een rustige weg in een omgeving die ons wel aanstond.


Door Bellingwolde, waar we inmiddels aardig wat herkenningspunten hebben, komen we bij een kruispunt met borden die dreigend aangeven dat er een brug is afgesloten, behalve voor fietsers. Inmiddels weten we dat die weg op zich wel gewoon bruikbaar is. We komen dan bij een plek in een weids landschap, waar ik ooit een foto had gemaakt. Die plek kon ik daarna niet terugvinden op Maps, en in werkelijkheid ook niet. Tot ik een keer die borden negeerde. Dat deden we nu weer en bij de inmiddels bekende plek werden we verrast met een wondermooi kleurvlak: een enorm koolzaadveld!

Om te beginnen maak ik een selfie terwijl Marijke het koolzaad filmt. De wind overstemt het gezoem van de bijen, die in groten getale hierheen zijn gebracht, gezien het aantal kasten in en langs het veld.



Wie wil weten waar we zijn, moet maar proberen de wegwijzers te ontcijferen. En nee, die straatnaam heeft niets te maken met gehamsterd toiletpapier, want dat is in geen velden en wegen te zien!


En zeg nou zelf: wat ziet er nou romantischer uit dan een mooie vrouw in een veld met bloemen?


Aan de andere kant van het weggetje ligt een dijk, waarachter een natuurgebied ligt, Bovenlanden. Bovenop de dijk is een uitkijkpunt gemaakt met een zitje.


We genieten van het uitzicht en van de zon. Ik film de omgeving rondom en zie de ruimte hier.



We hangen hier een hele tijd rond. Marijke maakt nog even een selfie en betrapt mij op het maken van de zoveelste foto.


Als we vertrekken neem ik nog een foto van het bord over de afgesloten brug; ik vind 'm zo'n mooie naam hebben. We kijken nog even, en de brug is inderdaad geblokkeerd: omkeren dus. Thuis nog even opgezocht, want het lijkt al wel jaren geleden dat we voor het eerst met die afsluiting werden geconfronteerd. De brug is aan herstel toe, maar er wordt geen geld voor vrijgemaakt.

Het weidse landschap ontroert me elke keer dat ik er ben. De slaperdijken met hun smalle doorgangen en de sleuven voor de waterkering en de hokken voor de schotten, scheiden de polders. Tegenwoordig zie je er soms ook kleurige bollenvelden


We gaan in de richting van het door Ede Staal zo melancholiek bezongen Nij Stoatenziel, het sluizencomplex waar de Westerwoldse Aa uitmondt in de Dollard. Duitsland is vlakbij.
Het is ook al zo'n prachtige plek, waar de vogelliefhebber zijn hart kan ophalen, en waar je bij helder weer zicht hebt op het havengebied van Emden en van Delfzijl. Er kwam een grote vlucht vogels op de vleugels toen er twee of drie aanvallers boven kwamen vliegen.


We gaan zo dicht mogelijk langs de Dollard in de richting van Termunten. Dan komen we op de smalle polderweggetjes bij een bord, dat doorgaand verkeer niet mogelijk is wegens werkzaamheden. Dan besluiten we om koers te zetten naar huis, en onderweg uit te kijken naar een geschikte picknickplek.
We komen weer in de bewoonde wereld. Langs een plaats die dezelfde naam heeft als mijn geboorteplaats, maar daarvan zijn er alleen al in deze provincie drie. Verderop zien we ineens een grote picknickbank vlak langs een kanaal. Die blijkt op een soort aanlegsteiger te staan, en op voldoende afstand van de straat en de bebouwing om rustig te kunnen zitten.


Marijke pakt even flink uit met lekkere broodjes, chocomelk en vruchtensap. Het is een fijne plek, maar helaas is de wind inmiddels toegenomen en de temperatuur zakt ook, dus we eten de klaargemaakte broodjes verder op in de auto. We hebben toch even genoten van het idee.
Dan rijden we verder op weg naar huis. Als we weer in Drenthe zijn, vraag ik Marijke om verder te rijden, en terwijl we wisselen maak ik een foto van de pittoreske omgeving. Op de passagiersstoel kan ik tijdens het rijden ook foto's en video's maken van de thuisreis. Zoals een straat met bomen vol bloesem. En een weg-van-de-snelweg-weg met bomen!



Vraag je je af of we de corona-app nog nodig hebben? We hebben nu al goed in beeld waar we geweest zijn, wat onze route is geweest...


En wil je weten hoe mijn verjaardag was, en hoe ik me voelde toen we weer thuis waren? Zoiets dus:


25 januari 2020

200125 - ZOZ - Van Prikkebeen en Last Date

De hele week loop ik al met een lied in m'n hoofd dat is opgenomen in 1967 en uitgebracht in 1968, en waarvan ik maar een klein stukje intro hoef te horen, om het lang te laten beklijven. Zogezegd, een oorwurm dus: Prikkebeen, vanwege het refrein meestal aangeduid als Meester Prikkebeen.
De tekst is geschreven door de, vind ik, geniale tekstschrijver Lennaert Nijgh (en) - niet voor niets is een prijs voor de beste tekstdichter naar hem vernoemd, en hebben veel artiesten werk van hem opgenomen. De muziek is geschreven door Boudewijn de Groot (en), die het zingt in duet met Elly Nieman, vooral bekend als helft van het duo Elly en Rikkert.

Boudewijn de Groot en Elly Nieman - Meester Prikkebeen:


Om met Monty Python (nl) te spreken: "And now for something completely different: ik heb besloten om, in elk geval voorlopig, te stoppen met mijn vaste wekelijkse routine om mee te doen aan Zwijmelen Op Zaterdag. Het was een mooie tijd en een mooie stok achter de deur, maar ik wil wat meer ruimte maken voor andere zaken; niet persé over muziek, en niet persé blogsgewijs.

Als passend eindschot kies ik Last Date, oorspronkelijk van Floyd Cramer (nl). Ik had eerder al eens een paar versies geplaatst: 150711- ZOZ139 – Van piano's, dates en klavecimbels.
Ik vond een vocale versie door Dave Berry (nl), hier te lande vooral bekend van zijn opvallende nr.1 hit uit 1965, en tot 2016 in de Top 2000, This Strange Effect (nl): Dave Berry - This strange effect.

Dave Berry - My Last Date (with lyrics; 1964):


En nu de versie van de Zweedse gitaargroep The Spotnicks (nl), maar dan gespeeld door iemand die ik meermalen heb laten horen, Eugene Mago.
Eugene is min of meer een collega van me: hij heeft zijn werkzame jaren doorgebracht als programmeur - dat was voor mij een latere toevoeging aan mijn werk. Maar hij speelt gitaar (een enorm repertoire!), en ik niet…

Eugene Mago - Last Date (The Spotnicks):


Wat ik bijzonder grappig vind: toen ik dit blog klaar had, vroeg ik me af wanneer ik ook alweer begonnen was mee te doen met Zwijmelen op Zaterdag. Toen ontdekte ik, dat ik als eerste bijdrage óók een song in de versie van The Spotnicks, óók gespeeld door Eugene Mago, geplaatst had. Dat was mijn blog van zaterdag 10 mei 2014: ZOZ: Zwijmelen Op Zaterdag - Joey's Song, gekozen, omdat ik een kleinzoon heb die Joey heet.



Wie mee wil doen met (of luisteren/kijken/lezen bij andere deelnemers) ZOZ: Zwijmelen op Zaterdag, vindt de links bij Melody.
Afleveringen t/m ZOZ347 vind je bij Trees, en de afleveringen t/m ZOZ260 vind je bij de oorspronkelijke initiatiefneemster Marja.


11 januari 2020

200111 - ZOZ - Van uitvaart en postkaart

Gewoonlijk plaats ik mijn bijdrage in deze rubriek om middernacht van vrijdag op zaterdag. Ik doe mijn "research" dan op vrijdag, of Ik ben er al eerder in gedachten mee bezig. Deze week was ik intensief bezig met een ander verhaal.


En gisteren, vrijdag, waren we naar de begrafenis van mijn tante Riet, de laatste van de vorige generatie, waar ik vorige week mijn blog aan wijdde. Lees daar ook de reactie van haar zoon, mijn "domineef".
Het was een lange dag, 10:00 vertrek en 21:00 weer thuis, 215 km heen en 215 km terug.
Een intense dag met het afscheid, en het weerzien met veel neven en nichten: ik heb opgezocht dat mijn grootouders 42 kleinkinderen hadden. Ook die zijn er niet allemaal meer, of waren niet in staat om er bij te zijn - ook gespreksstof nu wij de oudste generatie zijn.
Gezien haar gezegende leeftijd van 96 jaren, nog druk sociaal leven en aan haar en haar man ontsproten familie (inclusief aanhang) van 54 personen, waren er veel mensen om haar de laatste eer te bewijzen.

Ik veroorloof mij hier even een grapje, gebaseerd op mijn eigen waarneming. Zes dragers droegen heel plechtig de kist op hun schouders de kerk binnen, de langste dragers achteraan. Op de kist lag een volumineus bloemstuk, dat bij het passeren een lamp, een soort mini-kroonluchter raakte, die daarna nog een poos bleef schommelen. Wat zou tante Riet daarvan gezegd hebben? Ik denk dat ze de heren gemaand zou hebben de volgende keer iets beter op te letten...

De rouwkaart noemde het: een "dankdienst voor haar dapper en bewogen leven".
Het was een bijzondere kerkdienst, waaruit bleek dat tante Riet, geheel in haar eigenheid, al veel had afgesproken over haar uitvaart, ook al kwam het moment op korte termijn nadat ze nog geheel zelfstandig was: tot zelf haar boodschappen doen en fitnessen toe.

Kleinkinderen staken kaarsen aan bij de kist. Enkele van de kinderen en kleinkinderen spreken liefdevolle woorden.
De ene zoon las de gekozen Bijbeltekst, de andere een verhaal dat voortkwam, zoals hij zei, uit een wereld van dromen en gedachten met het beeld van een engel, die leidde naar het Ave Maria van Schubert, prachtig gespeeld door de op dat mooie orgel van de Dorpskerk in Berkel en Rodenrijs.

Daarvan heb ik geen opname, het heet formeel: Ellens Gesang III (nl) uit „Hymne an die Jungfrau" (D 839, Op. 52 Nr. 6), ik koos de uitvoering gespeeld door Alexander Jörk op het Kreutzbach-Jehmlich orgel in de Johanniskirche in Gera (Thüringen, Duitsland).

Alexander Jörk (Orgel) - Ave Maria (Franz Schubert):


De dominee kon putten uit haar eigen gesprekken met tante Riet, en daaruit kwam ook humor voort, en lachjes van herkenning bij vrijwel de hele kerk.

Eén van de onderwerpen was het sturen van kaarten bij verjaardagen en dergelijke naar heel veel familieleden en kennissen. Wij hebben er ook vele ontvangen. Kenmerk van die blijkne van belangstelling was, dat die kaarten "tot de laatste bruikbare vierkante centimeter" waren volgeschreven in haar mooie handschrift.
Tante Riet hield van zingen. Ik ken haar zangstem niet, maar ze had een duidelijke, aangename spraakstem. Daarom kies ik ter afsluiting een song met passende titel, gezongen door een stem waarvan ik nog altijd onder de indruk ben: Mariska Veres.

Shocking Blue - Send Me A Postcard:




Wie mee wil doen met (of luisteren/kijken/lezen bij andere deelnemers) ZOZ: Zwijmelen op Zaterdag, vindt de links bij Melody.
Afleveringen t/m ZOZ347 vind je bij Trees, en de afleveringen t/m ZOZ260 vind je bij de oorspronkelijke initiatiefneemster Marja.


04 januari 2020

200104 - ZOZ - Van generaties en Mohicanen

Deze week overleed een tante van me. Niet zómaar een tante: ze werd grappend wel eens de wandelende familie-almanak genoemd, omdat ze zo ontzettend veel wist over het wel en wee van de hele familie, door de jaren heen. Over de hele familie, haar eigen generatie, de vorige en de volgende generaties.
Ze heette Maria, in de dagelijkse omgang tante Riet.

Mijn neef schreef: Gistermiddag heeft mijn moeder (96) haar levensadem teruggegeven aan haar Schepper.

In de Tweede Wereldoorlog werkte ze op een distrubutiekantoor, waar voedselbonnen werden uitgegeven. Haar latere man Siep, broer van mijn moeder, werkte op het Gemeentehuis bij de afdeling Bevolking. Door het "niet nauwkeurig" registreren van overledenen, zorgde hij dat mensen gevrijwaard werden van Arbeitseinsatz in Duitsland, en kregen verzetsmensen, geallieerde piloten en Joden vervalste persoonsbewijzen. Tante Riet zorgde dat het verzet voedselbonnen kreeg.

Mijn opa en oma, haar schoonouders, kregen 11 kinderen, waarvan de jongste levenloos geboren werd. Daar werd nooit over gepraat destijds. Gezamenlijk voegden die kinderen 42 kleinkinderen toe aan de familie, waarvan we ook al een aantal moeten missen.

Ik ben niet de oudste van de kleinkinderen, maar van dit nageslacht ben ik de enige die opa en oma in hun dagelijkse (gepensioneerde) doen en laten heeft meegemaakt. Mijn moeder en ik woonden bij hen in gedurende mijn kinderjaren.
Dat betekent ook, dat ik in het centrum van de familie woonde. Bij hoogtijdagen, zoals de verjaardagen van opa en oma of andere heugelijke gebeurtenissen, kwam de familie naar ons toe, en, als enig kind in huis, had ik dan ineens speelkameraadjes die familie waren: neven en nichten.

Tante Riet was voor mij de laatste van de vorige generatie: zowel aan vaders als aan moeders kant is er niemand meer.
Ruim een week geleden kregen we bericht dat ze naar het ziekenhuis was gebracht, donderdag is ze overleden.
Ik kies voor muziek die, qua titel, aansluit bij dat korte ziekbed, bekend geworden van Robert Long en Unit Gloria.

Robert Long ( Unit Gloria ) - The Last Seven Days:


Bij het overlijden van zo'n markante vrouw, als laatste van een generatie, denk je al gauw aan het cliché, ontleend aan een boektitel: De laatste de Mohikanen (nl).

Naar aanleiding van dat boek zijn er veel fims (nl) gemaakt, de meest recente in 1992 (nl).
Bij een film hoort een soundtrack, en thema's daarvan zijn veelvuldig gecoverd. Ik kies daar één van in een versie die mij aanspreekt en sfeervol vind. Ik heb geen idee of tante Riet deze muziek zou kunnen waarderen, of afschuwelijk vond. Meestal valt de waardering voor dit instrument tussen deze twee uitersten.
De muziek, The Gael, is geschreven door de Schotse musicus Dougie McLean, die ik een paar keer in eerdere blogs heb geplaatst.

We zien hier een dappere vrouw, die de vooroordelen heeft moeten trotseren dat dit instrument niet goed door vrouwen bespeeld kan worden. Dat kunnen we hier lezen. Intussen is ze lerares op dit instrument. Ze heet Tress Maksimuk en noemt zich Dark Isle Piper. Ofschoon ze blijkbaar in California woont, is deze video op locatie gefilmd in het noorden van het Schotse Isle of Skye (nl).

Ik heb deze video ook gekozen omdat ik de beelden zo passend vind bij dit vaarwel.

Dark Isle Piper: The Gael ( Last of the Mohicans Theme):




Wie mee wil doen met (of luisteren/kijken/lezen bij andere deelnemers) ZOZ: Zwijmelen op Zaterdag, vindt de links bij Melody.
Afleveringen t/m ZOZ347 vind je bij Trees, en de afleveringen t/m ZOZ260 vind je bij de oorspronkelijke initiatiefneemster Marja.