Ik werd vanmorgen wakker met een heldere herinnering aan iets dat nooit iets geworden is en eigenlijk ook nooit begonnen is.
Het was ′in Stad′ (Groningen), vroege jaren ′60. De bus naar huis was net vertrokken, de volgende zou pas over een uur gaan. Ik had een weekendtas bij me met twee weken vuile was, die nog aan de zorg van mijn moeder mocht worden toevertrouwd. Ik was bezig mijn puberteit achter me te laten en had mijn eerste baan, voldoende ver van huis om niet voortdurend in conflict te zijn met de nieuwe echtgenoot van mijn moeder.
Ook haar bus was was weg. Zij had een grote portfoliomap bij zich op pakweg A2 formaat, met zo′n groen/zwart classic marmer dessin.
Hoe het precies ging weet ik niet meer, maar ook zij moest en uur wachten op haar volgende bus, en haar bestemming weet ik niet meer. Vaag denk ik: zij meer naar oost en ik naar het zuiden van Drenthe.
Het was overdag, maar was het koud? Regenachtig? Winderig? In elk geval niet zonnig en leek bijna een uur rondsjouwen met onze bagage niet zo′n goed idee.
Kwamen we al op het perron in gesprek? In elk geval gingen we tegelijkertijd de toenmalige wachtkamer binnen van het busstation op de kop van het perron, dichtbij het treinstation en met zicht op ′het peerd van Ome Loeks′. Het ′museum van Frans Haks′ (1994) was er nog niet, daar in het Verbindingskanaal. Je kon daar nog op je bus wachten zonder een consumptie te bestellen, want geld daarvoor hadden we niet: mijn bruto maandloon in die tijd was zo rond de fl. 130,00. Daar moest ik mijn kosthuis en alles van betalen.
Waarover we spraken? We wisselden wat uit over onze dagelijkse bezigheden. Ik was loopjongen bij de Universiteit. Leerling-bediende heette het officieel, maar ik installeerde proefopstellingen deed de projecties bij colleges Natuurkunde en stak zo toch wat op.
Zij studeerde op de Academie Minerva, kunstenares dus. Ik was eigenlijk best wel onder de indruk dat ik zomaar met een kunstenares zat te praten.
Mijn moeder heeft me vanaf mijn kleuterjaren aan cultuur laten snuffelen, musea met kunst en oudheden met me bezocht. En de nagelaten tekeningen van mijn vader, het vrije werk naast zijn bouwkundige tekeningen, vond ik zo knap omdat het me in de verste verte niet lukte om iets vergelijkbaars op papier te krijgen, ondanks mijn goede cijfers voor technisch schetsen. Dat ik ooit in een van zijn schetsboeken mijn kinderlijke fantasieën heb geknoeid ′bekijk ik nu heel anders′. Zo ben ik waarschijnlijk meer dan de gemiddelde techneut geïnteresseerd geraakt in kunst.
Door hoe ze vertelde over haar werk, werd ik nieuwsgierig naar wat ze maakte, en ze gunde me een blik in haar map. Ze gaf me haar visitekaartje, ze zou binnenkort meedoen aan een tentoonstelling. Ik kon haar geen kaartje aanbieden, en ik weet niet of ze mijn naam te weten is gekomen.
Wat was het verschil in leeftijd? Ik had het gevoel dat ze ouder was dan ik; ik moest waarschijnlijk nog 20 worden. Als ik de datum nog zou weten zou ik het kunnen narekenen.
Die tentoonstelling is me ontgaan; ik had geen kranten binnen handbereik dus geen aankondiging gezien. Internet werd pas een halve eeuw later gemeengoed. Televisie was er nog weinig, en radio was voor mij de leverancier van voornamelijk Engelstalige populaire muziek. Had de regionale radio al aankondigingen van dergelijke exposities? En was er lokale radio anders dan ′geheime zenders′ met "Hallo hallo, hier een plaatje voor de buurvrouw"?
In de Stad en op het busstation heb ik nog vaak naar haar uitgekeken, maar zou ik haar zonder haar map herkend hebben? Of zij mij, en zou ze geïnteresseerd geweest zijn in een vervolg op onze kennismaking?
Ook durfde ik niet op zoek te gaan naar het adres waar ze woonde, dat zal ongetwijfeld op haar kaartje hebben gestaan. Maar ik dacht waarschijnlijk: ze ziet me aankomen… Of was het te ver uit de koers?
Die ontmoeting is nu ongeveer zestig jaar geleden, was eenmalig, en toch zit het in mijn geheugen. Doordat die op haar kaartje, dat alleen nog in mijn herinnering bestaat, stond afgedrukt weet ik tot op de dag van vandaag haar naam: Joke Thoma.
Zoals dat gaat met oude herinneringen, zijn ze soms heel lang verborgen, maar komen door een ondefinieerbare impuls af en toe even aan de oppervlakte. Sinds internet toegankelijker wordt door steeds uitgebreider technische mogelijkheden, en meer en meer gevuld raakt met wetenswaardigheden en vooral vergeetwaardigheden, kun je nu zoeken op je laptop of vanuit je luie stoel op je smartphone naar wat je op een willekeurig moment te binnen schiet.
Ik vond haar naam op een boekje, ik bestelde het boekje online. In dat boekje vond ik wat meer informatie over haar. Ik ontdekte dat haar geboortejaar één jaar dichterbij is dan het mijne, maar ook dat het niet zinvol lijkt om te proberen haar te vinden en te vragen of zij zich nog iets van die ontmoeting herinnert: ze is al relatief jong ten prooi gevallen aan dementie.
Behalve haar tekeningen en schilderijen heeft Joke gedichten geschreven, en daar blijkt toch een overeenkomst: ook ik heb gedichten geschreven. Die van haar, geïllustreerd met enkele van haar schilderijen, zijn gepubliceerd in een boekje dat is samengesteld en uitgegeven door haar zus Giny, omdat ze er zelf niet meer toe in staat was.
HELP!! (...en zo wat heen…) | Giny Tulp-Thoma en Joke J. Thoma | ISBN 9 789402 110470
Toch maar geprobeerd iets meer te weten te komen: ik wou toestemming vragen om voor dit verhaal iets over te nemen uit het boekje. Dus zocht ik via het ISBN bij welke uitgever het boekje verschenen was. Dat bleek ′Brave New Books′te zijn, maar omdat uitgevers geen privé-gegevens mogen verstrekken, vroeg ik of ze mijn e-mail zouden willen doorsturen.
Zo kreeg ik een reactie van de echtgenoot van zus Giny, die het boekje had samengesteld. Helaas, Giny is overleden. Joke ook. Maar hij stuurde mijn vraag door naar de dochter van Joke, Ike Stubbe. Die reageerde enthousiast op de voorlopige versie van mijn verhaal over mijn ontmoeting met haar moeder en gaf toestemming.
Ook gedichten van mij zijn in boekvorm verschenen, waaronder ook gedichten die bij schilderijen geschreven zijn en met schilderijen die bij gedichten van mij geschilderd zijn.
Maar bij haar zijn zowel de schilderijen als de gedichten van haar eigen hand.
In het boekje vind ik nog een overeenkomst tussen Joke en mij: zij heeft in een cabaretgroep gespeeld, ik ook. Ik vanuit het circuit van gereformeerde jeugdverenigingen in Stad.
Zij, vermoed ik, vanuit haar tijd op de Academie, maar later ook met een vrouwencabaretgroep, Spek en Bonen. Toen ik me realiseerde dat ze overal in het land opgetreden hadden, en de term ′vrouwencafé′s′ genoemd werd, vroeg ik mijn Marijke of ze wel eens van de groep Spek en Bonen gehoord had: nou, inderdaad, zij zat destijds in het bestuur van het vrouwencafé alhier en herinnerde zich dat de groep ook hier had opgetreden! Zoiets als onvermoede losse eindjes die een verhaal rondmaken.
...en Niklas "logeert" hier ook. (v/h dwarsbongel.web-log.nl en niklas.web-log.nl)
Posts tonen met het label herinnering. Alle posts tonen
Posts tonen met het label herinnering. Alle posts tonen
06 mei 2025
17 september 2024
240917 - Oranjekanaal
Het was warm, maar het werd nodig tijd dat ik weer eens een flinke wandeling maakte. Ik heb zo mijn vaste rondje met een keuze tussen groot, gewoon of vlug even.
Het was tijd voor een grote ronde, dat is ongeveer 10 kilometer. Maar de standaardronde voerde me over lange stukken open veld, en ik had geen zin om me in te smeren, wat met deze strakke zonneschijn wel gewenst zou zijn als ik niet wou verbranden.
Een alternatief was om een stuk langs het nabijgelegen Oranjekanaal te gaan en daarna het bos in. Bij de brug van Westenesch zou ik kunnen afslaan en dan beslissen welk vervolg ik zou kiezen uit de verschillende mogelijkheden om met een grote boog weer naar huis te gaan.
Ver voordat ik op dat punt was gearriveerd belde Marijke in jubelstemming. Ze had een test gedaan en een goede uitslag gekregen. Ze had al drie jaar met een apneu-apparaat moeten slapen, en de nieuwe test had uitgewezen dat dat niet meer nodig was! Om gezond te blijven kun je zo′n ding nodig hebben omdat je anders in je slaap een zuurstoftekort kunt oplopen, maar het is wel irritant.
Ik heb contact met mijn mobiel via mijn Bluetooth-oortje, en een wandelend echtpaar keek wat vreemd naar me. Ik heb ze uitgelegd dat ik niet met mezelf liep te praten, maar een prettig telefonisch contact had met mijn vrouw middels de Bluetooth-techniek waarvan ik zelf de administratieve afhandeling van enige patenten heb verwerkt.
Verderop, net voorbij de afslag naar de manege in het bos, kom ik langs de zwaaikom, waar we met een koor en een groep dichters een manifestatie hebben gehad ter gelegenheid van het 150-jarig bestaan van het Oranjekanaal. We droegen en gedichten voor, geschreven ter ere van die gelegenheid.
Mijn gedicht was tegelijk een herinnering aan de tochtjes met mijn moeder, juist omstreeks dit jaargetijde. Mijn moeder plukte heel veel bramen langs de oevers van het Oranjekanaal waar ze potten vol heerlijke jam van maakte. Ik zie mijn moeder nog voor me in haar bruine manchester jasje en een broek die enigszins beschermde tegen de stekelige takken. Ik mocht helpen plukken, maar niet te dicht bij het water want ik was nog te jong voor zwemles.
Aangekomen bij Westenesch werd het nog een andere keuze. Ik besloot rechtdoor te gaan, verder langs het Oranjekanaal. Die keus hield ook in, dat ik pas bij de Sluisvierweg over de brug naar de andere kant kon, maar dat dwong me ook om lekker door te lopen als ik niet over hetzelfde voetspoor terug wilde lopen.
Hier stond het aan beide kanten ook vol braamstruiken, ook op de oever van het kanaal, dat vele meters lager ligt dan het pad.
Ik speurde langs de struiken, liep er naartoe als ik bramen zag, maar wat er hing was niet rijp of al verdord.
Ik wou dat ik nog even met mijn moeder kon praten, al was het maar per telefoon. Tijdens haar tweede huwelijk plukte ze hier nooit meer bramen. En we hebben zoveel "quality-time" gemist, omdat het al gauw fout ging tussen die stiefvader en mij.
Als wij later een serieus gesprek hadden en die man was in de buurt, bemoeide hij zich er altijd mee en maakte ruzie. Ik kan me niet voorstellen dat dat huwelijk haar gebracht heeft wat ze ervan verwacht had. Maar ja, "wat God heeft samengebracht, zal de mens niet scheiden" was haar overtuiging.
Nou wil het verhaal dat het meer de gereformeerde dorpsdominee is geweest die ze heeft samengebracht, door een prachtige brief te schrijven voor de man – gezien een later ingezien epistel van hem kon hij geen goed geformuleerde brief produceren.
En per telefoon? Nu iedereen met een mobieltje rondloopt, en handsfree kunt bellen via je oortje, kun je je niet meer voorstellen dat die dingen toen nog lang niet bestonden en dat zelfs het aantal mensen met een vaste telefoon beperkt was.
Die stiefvader had telefoon in huis omdat hij voorganger was bij de begrafenisvereniging in het dorp en dus "altijd bereikbaar" moest zijn. Een nummer met drie cijfers, een nummer dat ik later in de digitale techniek beroepshalve herkende als een meervoud van twee. Een telefoonnummer uit zo′n periode blijft hangen.
Aldus filosoferend naderde ik weer de brug bij Westenesch.
Dat lange stuk langs die vele braamstruiken leverde niets op, ik had maar twee eetbare bramen gevonden en die ook meteen in mijn mond gestopt toen ik ze vond. Net of alle bramen al voor mijn neus weggeplukt waren.
Ik passeerde de plek waar ik de laatste keer voordat hij overleed mijn meest nabije stiefbroer onverwacht onderweg ontmoette. Zoals alle stiefbroers en -zussen was hij erg op mijn moeder gesteld. Ze was met hen omgegaan alsof het haar eigen kinderen waren.
Ik had nog zo ongeveer 100 meter te gaan tot de brug toen ik iemand zag die een fiets pakte die bij de brug tegen een paaltje stond, een emmertje aan het stuur hing en opstapte.
Een kleine vrouw in een bruin corduroy jasje fietste weg richting Emmen...
Het was tijd voor een grote ronde, dat is ongeveer 10 kilometer. Maar de standaardronde voerde me over lange stukken open veld, en ik had geen zin om me in te smeren, wat met deze strakke zonneschijn wel gewenst zou zijn als ik niet wou verbranden.
Een alternatief was om een stuk langs het nabijgelegen Oranjekanaal te gaan en daarna het bos in. Bij de brug van Westenesch zou ik kunnen afslaan en dan beslissen welk vervolg ik zou kiezen uit de verschillende mogelijkheden om met een grote boog weer naar huis te gaan.
Ver voordat ik op dat punt was gearriveerd belde Marijke in jubelstemming. Ze had een test gedaan en een goede uitslag gekregen. Ze had al drie jaar met een apneu-apparaat moeten slapen, en de nieuwe test had uitgewezen dat dat niet meer nodig was! Om gezond te blijven kun je zo′n ding nodig hebben omdat je anders in je slaap een zuurstoftekort kunt oplopen, maar het is wel irritant.
Ik heb contact met mijn mobiel via mijn Bluetooth-oortje, en een wandelend echtpaar keek wat vreemd naar me. Ik heb ze uitgelegd dat ik niet met mezelf liep te praten, maar een prettig telefonisch contact had met mijn vrouw middels de Bluetooth-techniek waarvan ik zelf de administratieve afhandeling van enige patenten heb verwerkt.
Verderop, net voorbij de afslag naar de manege in het bos, kom ik langs de zwaaikom, waar we met een koor en een groep dichters een manifestatie hebben gehad ter gelegenheid van het 150-jarig bestaan van het Oranjekanaal. We droegen en gedichten voor, geschreven ter ere van die gelegenheid.
Mijn gedicht was tegelijk een herinnering aan de tochtjes met mijn moeder, juist omstreeks dit jaargetijde. Mijn moeder plukte heel veel bramen langs de oevers van het Oranjekanaal waar ze potten vol heerlijke jam van maakte. Ik zie mijn moeder nog voor me in haar bruine manchester jasje en een broek die enigszins beschermde tegen de stekelige takken. Ik mocht helpen plukken, maar niet te dicht bij het water want ik was nog te jong voor zwemles.
Oogst
Daar waar mijn moeder oogstte
in bruine ribfluwelen jas en broek
tussen taaie, stekelige struiken
als de zomer afscheid nam
slaat men nu de steile oevers kaal
om het oude jaagpad te herstellen
waar geen paard of schipper nog
een schip zal langs doen gaan
Met gesloten ogen zie ik oude foto´s
werkvolk schept de grond in krooien
langs smal plankier zwoegt het omhoog
broeken hangen aan bretels om ´t vege lijf
Kanaal met naam ter ere van de koning
kwetsuur in ´t eeuwenoude Drentse land
scheepvaart voor de kachels in de steden
in plaggenhutten schuilt het werkvolk met gezin
Rechtsomkeert gaan schepen in de zwaaikom
Sluizen die geen schip meer schutten
bruggen niet meer afgedraaid
kanaal dat doodloopt op een duiker
mijn moeder plukt geen bramen meer.
© Gauke Zijlstra, 2006
Daar waar mijn moeder oogstte
in bruine ribfluwelen jas en broek
tussen taaie, stekelige struiken
als de zomer afscheid nam
slaat men nu de steile oevers kaal
om het oude jaagpad te herstellen
waar geen paard of schipper nog
een schip zal langs doen gaan
Met gesloten ogen zie ik oude foto´s
werkvolk schept de grond in krooien
langs smal plankier zwoegt het omhoog
broeken hangen aan bretels om ´t vege lijf
Kanaal met naam ter ere van de koning
kwetsuur in ´t eeuwenoude Drentse land
scheepvaart voor de kachels in de steden
in plaggenhutten schuilt het werkvolk met gezin
Rechtsomkeert gaan schepen in de zwaaikom
Sluizen die geen schip meer schutten
bruggen niet meer afgedraaid
kanaal dat doodloopt op een duiker
mijn moeder plukt geen bramen meer.
© Gauke Zijlstra, 2006
Aangekomen bij Westenesch werd het nog een andere keuze. Ik besloot rechtdoor te gaan, verder langs het Oranjekanaal. Die keus hield ook in, dat ik pas bij de Sluisvierweg over de brug naar de andere kant kon, maar dat dwong me ook om lekker door te lopen als ik niet over hetzelfde voetspoor terug wilde lopen.
Hier stond het aan beide kanten ook vol braamstruiken, ook op de oever van het kanaal, dat vele meters lager ligt dan het pad.
Ik speurde langs de struiken, liep er naartoe als ik bramen zag, maar wat er hing was niet rijp of al verdord.
Ik wou dat ik nog even met mijn moeder kon praten, al was het maar per telefoon. Tijdens haar tweede huwelijk plukte ze hier nooit meer bramen. En we hebben zoveel "quality-time" gemist, omdat het al gauw fout ging tussen die stiefvader en mij.
Als wij later een serieus gesprek hadden en die man was in de buurt, bemoeide hij zich er altijd mee en maakte ruzie. Ik kan me niet voorstellen dat dat huwelijk haar gebracht heeft wat ze ervan verwacht had. Maar ja, "wat God heeft samengebracht, zal de mens niet scheiden" was haar overtuiging.
Nou wil het verhaal dat het meer de gereformeerde dorpsdominee is geweest die ze heeft samengebracht, door een prachtige brief te schrijven voor de man – gezien een later ingezien epistel van hem kon hij geen goed geformuleerde brief produceren.
En per telefoon? Nu iedereen met een mobieltje rondloopt, en handsfree kunt bellen via je oortje, kun je je niet meer voorstellen dat die dingen toen nog lang niet bestonden en dat zelfs het aantal mensen met een vaste telefoon beperkt was.
Die stiefvader had telefoon in huis omdat hij voorganger was bij de begrafenisvereniging in het dorp en dus "altijd bereikbaar" moest zijn. Een nummer met drie cijfers, een nummer dat ik later in de digitale techniek beroepshalve herkende als een meervoud van twee. Een telefoonnummer uit zo′n periode blijft hangen.
Aldus filosoferend naderde ik weer de brug bij Westenesch.
Dat lange stuk langs die vele braamstruiken leverde niets op, ik had maar twee eetbare bramen gevonden en die ook meteen in mijn mond gestopt toen ik ze vond. Net of alle bramen al voor mijn neus weggeplukt waren.
Ik passeerde de plek waar ik de laatste keer voordat hij overleed mijn meest nabije stiefbroer onverwacht onderweg ontmoette. Zoals alle stiefbroers en -zussen was hij erg op mijn moeder gesteld. Ze was met hen omgegaan alsof het haar eigen kinderen waren.
Ik had nog zo ongeveer 100 meter te gaan tot de brug toen ik iemand zag die een fiets pakte die bij de brug tegen een paaltje stond, een emmertje aan het stuur hing en opstapte.
Een kleine vrouw in een bruin corduroy jasje fietste weg richting Emmen...
Labels:
Familie,
Gedichten,
Geschiedenis,
herinnering,
Leven,
Mensen,
Natuur,
Religie,
Techniek
03 februari 2024
240203 - ZOZ - Niet Clean maar Green en Superclean
Wie mee wil doen met (of luisteren/kijken/lezen bij andere deelnemers) ZOZ: Zwijmelen op Zaterdag, vindt de links bij Natasja.
Vanmorgen bij het afwassen had mijn geheugen weer zo′n oprisping, een flard melodie en een paar woorden. Soms zijn dat stichtelijke liederen die we op de Lagere School verplicht instampten, maar dit had meer een hippie-achtig sfeertje.
Het klonk als "clean machine", werd toen "clean tambourine", om dan "green tambourine" te worden. Maar wat was dat ook alweer? Jaren 70? 80?
Marijke ging vast zoeken, en kwam uit bij The Lemon Pipers. Dit was hun enige echte hit, al hadden ze dit nummer alleen opgenomen om hun platenlabel een plezier te doen: ze wilden de psychedelische kant op. Het komt uit 1967, dus ze waren er vroeg bij.
Aanleiding voor mij om weer eens te zwijmelen, en deze fraaie song aan de vergetelheid te ontrukken.
The Lemon Pipers - Green Tambourine (1967)
Toen Marijke het afspeelde zei ik: "Ik hoor een sitar!" Ze zei: "Ik zie ze staan spelen, maar ik zie geen sitar". Ik dacht toch echt die karakteristieke klanken gehoord te hebben, dus opgezocht of het misschien in de studio wel met sitar was opgenomen en de video playback was.
Maar The Lemon Pipers hebben de song Green Tambourine opgenomen met een Elektrische sitar, die op het eerste gezicht veel op een gitaar lijkt. Een sitar is veel moeilijker om te leren spelen dan een gitaar, vandaar deze uitvinding. Toch is de klank anders, niet zo vol.
De sitar werd in het westen populair doordat o.a. The Beatles in India oosterse wijsheid probeerden op te doen en zo in aanraking kwamen met Ravi Shankar en die klanken meenamen naar het westen. Uit dat contact ontsproot het legendarische Concert for Bangladesh, het grootste benefietevenement tot dan toe.
De oosterse Sitar wordt qua naam nog wel eens verward met een heel ander instrument, de Europese Citer of Zither.
Let bij de elektrische sitar op de korte, dunne snaren links naast de gewone gitaarsnaren.
Achteraf bekeken waren misschien die woorden "Clean Machine" toch wel een associatie met een roemrijk programma op de late avond van 1968 tot 1980 op Hilversum 3: Superclean Dreammachine. De klankovereenkomst met Green Tambourine is nogal sterk.
Het werd geproduceerd en gepresenteerd door Ad Visser, een multitalent. Menigeen kent hem beter van het hitprogramma Toppop, maar zijn hart lag meer bij de "underground"-muziek van Superclean Dreammachine. Nieuwsgierig geworden, heb ik toch de begintune weten te vinden! Ik heb ′m even aangekleed.
Begintune Superclean Dreammachine
Vanmorgen bij het afwassen had mijn geheugen weer zo′n oprisping, een flard melodie en een paar woorden. Soms zijn dat stichtelijke liederen die we op de Lagere School verplicht instampten, maar dit had meer een hippie-achtig sfeertje.
Het klonk als "clean machine", werd toen "clean tambourine", om dan "green tambourine" te worden. Maar wat was dat ook alweer? Jaren 70? 80?
Marijke ging vast zoeken, en kwam uit bij The Lemon Pipers. Dit was hun enige echte hit, al hadden ze dit nummer alleen opgenomen om hun platenlabel een plezier te doen: ze wilden de psychedelische kant op. Het komt uit 1967, dus ze waren er vroeg bij.
Aanleiding voor mij om weer eens te zwijmelen, en deze fraaie song aan de vergetelheid te ontrukken.
The Lemon Pipers - Green Tambourine (1967)
Toen Marijke het afspeelde zei ik: "Ik hoor een sitar!" Ze zei: "Ik zie ze staan spelen, maar ik zie geen sitar". Ik dacht toch echt die karakteristieke klanken gehoord te hebben, dus opgezocht of het misschien in de studio wel met sitar was opgenomen en de video playback was.
Maar The Lemon Pipers hebben de song Green Tambourine opgenomen met een Elektrische sitar, die op het eerste gezicht veel op een gitaar lijkt. Een sitar is veel moeilijker om te leren spelen dan een gitaar, vandaar deze uitvinding. Toch is de klank anders, niet zo vol.
De sitar werd in het westen populair doordat o.a. The Beatles in India oosterse wijsheid probeerden op te doen en zo in aanraking kwamen met Ravi Shankar en die klanken meenamen naar het westen. Uit dat contact ontsproot het legendarische Concert for Bangladesh, het grootste benefietevenement tot dan toe.
De oosterse Sitar wordt qua naam nog wel eens verward met een heel ander instrument, de Europese Citer of Zither.
Let bij de elektrische sitar op de korte, dunne snaren links naast de gewone gitaarsnaren.
Achteraf bekeken waren misschien die woorden "Clean Machine" toch wel een associatie met een roemrijk programma op de late avond van 1968 tot 1980 op Hilversum 3: Superclean Dreammachine. De klankovereenkomst met Green Tambourine is nogal sterk.
Het werd geproduceerd en gepresenteerd door Ad Visser, een multitalent. Menigeen kent hem beter van het hitprogramma Toppop, maar zijn hart lag meer bij de "underground"-muziek van Superclean Dreammachine. Nieuwsgierig geworden, heb ik toch de begintune weten te vinden! Ik heb ′m even aangekleed.
Begintune Superclean Dreammachine
20 december 2023
231220 - Sleutels
Nog bewaar ik sleutels van
huizen waar ik niet meer welkom ben
Waar nu andere mensen wonen
en nieuwe sloten zijn geplaatst
Van huizen die niet meer bestaan
Ook de sleutel van een koffer
die niet met mij is meegegaan
Een schatkist die verdwenen is
Omdat een sleutel meer is
dan een stuk bewerkt metaal.
©Gauke Zijlstra 2023
huizen waar ik niet meer welkom ben
Waar nu andere mensen wonen
en nieuwe sloten zijn geplaatst
Van huizen die niet meer bestaan
Ook de sleutel van een koffer
die niet met mij is meegegaan
Een schatkist die verdwenen is
Omdat een sleutel meer is
dan een stuk bewerkt metaal.
©Gauke Zijlstra 2023
30 juli 2023
230730 – Hoe iets beklijft
Soms is er weer zo'n verwonderingsmoment.
Je realiseert je ineens dat er weer zo'n stukje tekst, een fragment uit de Bijbel of een regel uit een psalm, opplopt uit het religieuze gedachtegoed waarmee je als kind bent opgevoed, maar waar je al lang afstand van hebt genomen omdat het niet meer past bij de verdere ontwikkeling van je denkwereld.
Soms word je betrapt op het meedoen aan een discussie over religieuze onderwerpen.
Groot kans dat een trouwe gelovige parmantig opmerkt dat het geloof je blijkbaar nog steeds bezig houdt, met een ondertoon dat je nog wel een keer op je heilloze schreden terugkomt.
Die kans is echter vergelijkbaar met de kans dat iemand die ontdekt heeft hoe het werkelijk zat met Sinterklaas, weer gaat geloven dat een oude man met een lange baard, een hoge punthoed en een lange jurk met tabberd, in donkere nachten op een paard over besneeuwde, schuine daken rijdt om door de schoorsteen te kijken of jij stout bent geweest, en anders eventueel iets in je schoen te doen, in ruil voor de wortel voor het paard. Wat moet dat paard met al die duizenden wortels van al die brave kinderen?
Dezelfde mensen kunnen heel resoluut oordelen over mensen die opgegroeid zijn onder bijvoorbeeld een marxistisch regime: die zijn goddeloos, en vooral: gehersenspoeld! Die moeten maar goed bijgeschoold worden hoe de wereld echt in elkaar steekt!
Maar ook een hersenspoeling met een geloof was je niet zomaar weg, net zoals je je sommige cadeutjes die je "van Sinterklaas" kreeg bij vlagen herinnert...
Je realiseert je ineens dat er weer zo'n stukje tekst, een fragment uit de Bijbel of een regel uit een psalm, opplopt uit het religieuze gedachtegoed waarmee je als kind bent opgevoed, maar waar je al lang afstand van hebt genomen omdat het niet meer past bij de verdere ontwikkeling van je denkwereld.
Soms word je betrapt op het meedoen aan een discussie over religieuze onderwerpen.
Groot kans dat een trouwe gelovige parmantig opmerkt dat het geloof je blijkbaar nog steeds bezig houdt, met een ondertoon dat je nog wel een keer op je heilloze schreden terugkomt.
Die kans is echter vergelijkbaar met de kans dat iemand die ontdekt heeft hoe het werkelijk zat met Sinterklaas, weer gaat geloven dat een oude man met een lange baard, een hoge punthoed en een lange jurk met tabberd, in donkere nachten op een paard over besneeuwde, schuine daken rijdt om door de schoorsteen te kijken of jij stout bent geweest, en anders eventueel iets in je schoen te doen, in ruil voor de wortel voor het paard. Wat moet dat paard met al die duizenden wortels van al die brave kinderen?
Dezelfde mensen kunnen heel resoluut oordelen over mensen die opgegroeid zijn onder bijvoorbeeld een marxistisch regime: die zijn goddeloos, en vooral: gehersenspoeld! Die moeten maar goed bijgeschoold worden hoe de wereld echt in elkaar steekt!
Maar ook een hersenspoeling met een geloof was je niet zomaar weg, net zoals je je sommige cadeutjes die je "van Sinterklaas" kreeg bij vlagen herinnert...
05 juli 2023
230705 – Er zijn van die dagen...
… dat je van het ene in het andere valt. Zoals gisteren. Na Marijke's operatie, aansluitend aan de fysio, even er op uit.
Het eerste idee, de Poffertjessalon in Zuidlaren, kon niet, maandag en dinsdag gesloten zoals veel horeca.
We kwamen door Rolde, en hebben goede herinneringen aan Grand Café Hofsteenge. Dat werd het dus. Te dicht op etenstijd voor koffie met gebak, te vroeg voor diner. Dus allebei een Franziskaner Alcoholfrei en een flinke portie borrelhapjes.
Zat genoeg voor onze eetlust. Marijke trakteerde. Daarna vol(ge)daan huiswaarts.
Thuisgekomen jas uit, spullen opbergen, zoals gewoonlijk.
Nou, niet dus, want ik miste mijn portefeuille, met paspoort en de hele santekraam aan pasjes. Ja, ik had mijn jasje, met in de binnenzak de portefeuille, uitgedaan tijdens een stop ergens in het buitengebied, want het was warm in de auto. Ik had de jas weer aan gedaan toen we in Rolde uitstapten, om mijn spullen bij de hand te hebben en toch de handen vrij. Binnen het jasje over de leuning van de stoel, en na afloop weer aan. In de auto weer uit en thuis buiten weer aan en binnen uit.
Zou de portefeuille nog in de auto liggen? Want het jasje was ook op de vloer gegleden vanaf de achterbank. Nada! Niks!
Hofsteenge gebeld, waar men direct ging zoeken: niet in de stoel, niet op de grond.
Dan pasjes laten blokkeren en verdere strategie bedenken.
Onze eerste stop was geweest in een rustig buitengebied.
Rond waar we geparkeerd hadden in Rolde kwamen veel mensen langs en zou de portefeuille vast opgeraapt zijn. Afwachten of het een "eerlijke vinder" zou zijn.
De eerste stop was geweest op zo'n 40km van huis. Toch de gok maar wagen. Mijn telefoon had ik gelukkig nog wel, en al lang zit daar mijn rijbewijs bij, voor als we een "date" hebben, ik op fiets, als ik dan met Marijke terug rijd in de auto.
Nu rechtstreeks naar die stopplaats, niet langs plezierige sightseeing routes.
Aangekomen zonder illusies, parkeerde ik in de berm. Met een mengsel van cynisme en een sprankje hoop, zag ik vanuit de auto een donkerder plek, verderop in het gras. Een hoopje zand natuurlijk. Maar het bleek toch de portefeuille te zijn!
Meteen Marijke verwittigd, en er kwam ook een gezamenlijke herinnering boven.
Ooit waren we thuisgekomen en was Marijke haar smartphone kwijt, en die was ook niet achtergebleven in de auto. Met alle belangrijke adressen, berichten en apps...
De enige stop, waar ze even uit de auto was geweest, om een potje heerlijke jam te kopen uit een kastje langs de weg, ook in zo'n heerlijk rustig buitengebied. Ook toen ben ik meteen weer in de auto gestapt.
Dat het daar erg rustig was, kun je afleiden uit het feit dat die telefoon goed zichtbaar vlak langs de straat lag toen ik 'm daar vond!
Ach, en we raakten wel vaker iets belangrijks kwijt. Kleinere dingen, kostbaar, zoals een hoorapparaat…
En dat twee keer. De tweede keer vermoedden we dat het in de hopen bladeren rondom ons huizenblok zou liggen, omdat Marijke aan het vegen was geweest. Na uren zoeken stonden we gelaten te pruilen. Dat was het dan.
Weken of misschien wel maanden later vonden we het toch terug. In een nooit gebruikt doosje, waar ze het "voor de zekerheid" even in had gedaan, omdat het daarvoor bestemde doosje even niet voorhanden was...
Het eerste idee, de Poffertjessalon in Zuidlaren, kon niet, maandag en dinsdag gesloten zoals veel horeca.
We kwamen door Rolde, en hebben goede herinneringen aan Grand Café Hofsteenge. Dat werd het dus. Te dicht op etenstijd voor koffie met gebak, te vroeg voor diner. Dus allebei een Franziskaner Alcoholfrei en een flinke portie borrelhapjes.
Zat genoeg voor onze eetlust. Marijke trakteerde. Daarna vol(ge)daan huiswaarts.
Thuisgekomen jas uit, spullen opbergen, zoals gewoonlijk.
Nou, niet dus, want ik miste mijn portefeuille, met paspoort en de hele santekraam aan pasjes. Ja, ik had mijn jasje, met in de binnenzak de portefeuille, uitgedaan tijdens een stop ergens in het buitengebied, want het was warm in de auto. Ik had de jas weer aan gedaan toen we in Rolde uitstapten, om mijn spullen bij de hand te hebben en toch de handen vrij. Binnen het jasje over de leuning van de stoel, en na afloop weer aan. In de auto weer uit en thuis buiten weer aan en binnen uit.
Zou de portefeuille nog in de auto liggen? Want het jasje was ook op de vloer gegleden vanaf de achterbank. Nada! Niks!
Hofsteenge gebeld, waar men direct ging zoeken: niet in de stoel, niet op de grond.
Dan pasjes laten blokkeren en verdere strategie bedenken.
Onze eerste stop was geweest in een rustig buitengebied.
Rond waar we geparkeerd hadden in Rolde kwamen veel mensen langs en zou de portefeuille vast opgeraapt zijn. Afwachten of het een "eerlijke vinder" zou zijn.
De eerste stop was geweest op zo'n 40km van huis. Toch de gok maar wagen. Mijn telefoon had ik gelukkig nog wel, en al lang zit daar mijn rijbewijs bij, voor als we een "date" hebben, ik op fiets, als ik dan met Marijke terug rijd in de auto.
Nu rechtstreeks naar die stopplaats, niet langs plezierige sightseeing routes.
Aangekomen zonder illusies, parkeerde ik in de berm. Met een mengsel van cynisme en een sprankje hoop, zag ik vanuit de auto een donkerder plek, verderop in het gras. Een hoopje zand natuurlijk. Maar het bleek toch de portefeuille te zijn!
Meteen Marijke verwittigd, en er kwam ook een gezamenlijke herinnering boven.
Ooit waren we thuisgekomen en was Marijke haar smartphone kwijt, en die was ook niet achtergebleven in de auto. Met alle belangrijke adressen, berichten en apps...
De enige stop, waar ze even uit de auto was geweest, om een potje heerlijke jam te kopen uit een kastje langs de weg, ook in zo'n heerlijk rustig buitengebied. Ook toen ben ik meteen weer in de auto gestapt.
Dat het daar erg rustig was, kun je afleiden uit het feit dat die telefoon goed zichtbaar vlak langs de straat lag toen ik 'm daar vond!
Ach, en we raakten wel vaker iets belangrijks kwijt. Kleinere dingen, kostbaar, zoals een hoorapparaat…
En dat twee keer. De tweede keer vermoedden we dat het in de hopen bladeren rondom ons huizenblok zou liggen, omdat Marijke aan het vegen was geweest. Na uren zoeken stonden we gelaten te pruilen. Dat was het dan.
Weken of misschien wel maanden later vonden we het toch terug. In een nooit gebruikt doosje, waar ze het "voor de zekerheid" even in had gedaan, omdat het daarvoor bestemde doosje even niet voorhanden was...
20 maart 2023
230320 – Het behouderlijk huis
Na mijn vader′s overlijden woonden mijn moeder en ik bij opa en oma, haar ouders. Opa was al gepensioneerd en ze woonden in de helft van een een mooie dubbele woning. Een rustige straat die je nou niet direct een volksbuurt zou noemen. Voor die tijd ook al tamelijk comfortabel.
Als ik nu in het begin van de zomer langs dat huis rijd, bloeit de door opa geplante blauwe regen nog altijd rijkelijk aan de voorgevel.
Toen ik met mijn moeder bij opa en oma kwam wonen, was het toilet geen tonnetje dat elke week geleegd moest worden, zoals in heel veel huizen toen nog, maar een geglazuurde keramische toiletpot, die werd doorgespoeld met een witte, geëmailleerde lampetkan. Eens in de zoveel tijd kwam er een tankauto voorrijden, slangen werden uitgelegd, de septictank werd opengemaakt en leeggezogen.
Het huis was omgeven door bos en had een ruime tuin: vóór een siertuin en achter een flinke moestuin. Er waren perken met allerlei groenten en aardbeien. Rondom bessenstruiken: rode, witte, zwarte en kruisbessen. Het bos begon achter in de tuin op de heuvel die deels nog bij de tuin hoorde. Een zitje halverwege de heuvel, en een paadje naar het bos. In de tuin stond een dikke beuk die twee volwassen mannen net samen konden omspannen met hun armen.
Het dagelijks ritme was strak. Tussen de middag hadden we warm eten, dat was gedurende opa′s loopbaan altijd zo geweest. Een concessie was dat we pas begonnen als mijn moeder thuis was uit de fabriek. Een confectiefabriek, waar ze bandleidster was.
De keuken was niet groot. Rond de tafel, een uitschuifbare die mijn vader nog had gemaakt, konden we net allemaal een plaats vinden.
Opa en oma zaten langs de muur, die in twee kleuren blauw geverfd was, met een donkerblauwe streep van een duim breed op heuphoogte. Dat blauw werd geacht vliegen af te schrikken. Oma zat achteraan bij de kookkachel. Zo′n kachel met ringen die je er uit kon tillen om de vlammen direct tegen de pan te laten komen of om er een ketel in te laten zakken. Er werd hout in gestookt, of eierkolen of briketten.
De kachel stond in een schouw met een rookkanaal naar dezelfde schoorsteen op het dak waar het rookkanaal van de woonkamer uitkwam. De schoorsteen waarvan ik toen nog net wel of net niet meer geloofde dat Sinterklaas er cadeautjes doorheen afleverde.
Tante Mien woonde ook nog thuis en deed een groot deel van het huishouden, samen met oma. Daarom zat zij aan de kopse kant van de tafel, bij de kachel. Ze moest wel een beetje oppassen als ze ging staan, anders stootte ze tegen de koffiemolen die aan de wand tussen de schouw en het ingebouwde servieskastje met glazen deurtjes was bevestigd. Zij zat het verst van de deur waar je de keuken binnenkwam. De deur kwam net niet tegen de tafel, dus aan die kopse kant kon niemand zitten.
Mijn moeder zat het dichtst bij de deur omdat zij het eerst weer weg moest. Ze had maar een korte pauze en moest dan snel weer op de fiets naar de fabriek. Ik zat naast haar, wij zaten met de rug bijna tegen het aanrecht.
Boven dat aanrecht zat de koperen pomp, rood en geel koper, die het water oppompte uit de regenput, die vlakbij was, buiten.
Ook ′s avonds bij de broodmaaltijd zaten we in dezelfde opstelling aan tafel.
Bij het brood eten was er één vaste soort beleg. Of eigenlijk twee: pas als ik twee ″boterhammen met tevredenheid″ had gegeten, mocht ik op de volgende beleg.
Die andere soort was bruine basterdsuiker. Dat zat in een lage, glazen suikerpot op een zilveren schotel en met een zilveren deksel. Die suikerpot werd beheerd door opa.
Daar zit een familieverhaal aan vast. Een jonger neefje was te logeren geweest en blijkbaar onder de indruk van opa′s suikerpot. Zijn moeder vroeg hem om een pak bruine suiker te gaan halen bij de kruidenier om de hoek. Hij kwam onverrichter zake terug, met de mededeling dat die domme kruidenier niet eens wist wat ″opasuiker″ was.
Er was ook altijd wel een wisselend ander beleg om uit te kiezen: kaas, een plakje vlees, of jam. Het was feest als ik het laatste restje jam uit een ″lege″ pot mocht halen met een korstje brood aan een vork.
Vast ritueel bij elke maaltijd was het bidden vooraf, en Bijbellezen en bidden er na. Opa had veel ervaring opgedaan met voorgaan in gebed, als hoofd van een School met den Bijbel, en was, daaruit voortvloeiend, ook een der notabelen van het dorp.
Voor mij als jongetje waren die gebeden aan tafel om God te danken weliswaar gewoonte, maar nog weleens te hoog gegrepen en te langdradig om de spanningsboog van de eerbied vast te houden.
Zo zat ik een keer door de kiertjes van mijn ogen om me heen te kijken of iedereen wel braaf met de ogen dicht aandachtig luisterde naar opa′s keurig articulerende stem, waarin ik toch inmiddels ook een aantal cliché′s begon te herkennen.
Plotseling schrok iedereen zich wezenloos: een dreun op de tafel en rinkelend serviesgoed als bij een aardbeving! Opa keek met een streng, woedend gezicht naar mij, berispte mij en sprak met stemverheffing een ernstige waarschuwing uit over mijn open ogen, mijn ongehoorzaamheid en gebrek aan eerbied, en dat het slecht met me zou aflopen.
Na wat opa net uit de Bijbel gelezen had, over een toornige God, en ′s morgens ook al over een ″naijverig God″, wist ik ineens zeker: God lijkt op opa als die boos is!
Als ik nu in het begin van de zomer langs dat huis rijd, bloeit de door opa geplante blauwe regen nog altijd rijkelijk aan de voorgevel.
Toen ik met mijn moeder bij opa en oma kwam wonen, was het toilet geen tonnetje dat elke week geleegd moest worden, zoals in heel veel huizen toen nog, maar een geglazuurde keramische toiletpot, die werd doorgespoeld met een witte, geëmailleerde lampetkan. Eens in de zoveel tijd kwam er een tankauto voorrijden, slangen werden uitgelegd, de septictank werd opengemaakt en leeggezogen.
Het huis was omgeven door bos en had een ruime tuin: vóór een siertuin en achter een flinke moestuin. Er waren perken met allerlei groenten en aardbeien. Rondom bessenstruiken: rode, witte, zwarte en kruisbessen. Het bos begon achter in de tuin op de heuvel die deels nog bij de tuin hoorde. Een zitje halverwege de heuvel, en een paadje naar het bos. In de tuin stond een dikke beuk die twee volwassen mannen net samen konden omspannen met hun armen.
Het dagelijks ritme was strak. Tussen de middag hadden we warm eten, dat was gedurende opa′s loopbaan altijd zo geweest. Een concessie was dat we pas begonnen als mijn moeder thuis was uit de fabriek. Een confectiefabriek, waar ze bandleidster was.
De keuken was niet groot. Rond de tafel, een uitschuifbare die mijn vader nog had gemaakt, konden we net allemaal een plaats vinden.
Opa en oma zaten langs de muur, die in twee kleuren blauw geverfd was, met een donkerblauwe streep van een duim breed op heuphoogte. Dat blauw werd geacht vliegen af te schrikken. Oma zat achteraan bij de kookkachel. Zo′n kachel met ringen die je er uit kon tillen om de vlammen direct tegen de pan te laten komen of om er een ketel in te laten zakken. Er werd hout in gestookt, of eierkolen of briketten.
De kachel stond in een schouw met een rookkanaal naar dezelfde schoorsteen op het dak waar het rookkanaal van de woonkamer uitkwam. De schoorsteen waarvan ik toen nog net wel of net niet meer geloofde dat Sinterklaas er cadeautjes doorheen afleverde.
Tante Mien woonde ook nog thuis en deed een groot deel van het huishouden, samen met oma. Daarom zat zij aan de kopse kant van de tafel, bij de kachel. Ze moest wel een beetje oppassen als ze ging staan, anders stootte ze tegen de koffiemolen die aan de wand tussen de schouw en het ingebouwde servieskastje met glazen deurtjes was bevestigd. Zij zat het verst van de deur waar je de keuken binnenkwam. De deur kwam net niet tegen de tafel, dus aan die kopse kant kon niemand zitten.
Mijn moeder zat het dichtst bij de deur omdat zij het eerst weer weg moest. Ze had maar een korte pauze en moest dan snel weer op de fiets naar de fabriek. Ik zat naast haar, wij zaten met de rug bijna tegen het aanrecht.
Boven dat aanrecht zat de koperen pomp, rood en geel koper, die het water oppompte uit de regenput, die vlakbij was, buiten.
Ook ′s avonds bij de broodmaaltijd zaten we in dezelfde opstelling aan tafel.
Bij het brood eten was er één vaste soort beleg. Of eigenlijk twee: pas als ik twee ″boterhammen met tevredenheid″ had gegeten, mocht ik op de volgende beleg.
Die andere soort was bruine basterdsuiker. Dat zat in een lage, glazen suikerpot op een zilveren schotel en met een zilveren deksel. Die suikerpot werd beheerd door opa.
Daar zit een familieverhaal aan vast. Een jonger neefje was te logeren geweest en blijkbaar onder de indruk van opa′s suikerpot. Zijn moeder vroeg hem om een pak bruine suiker te gaan halen bij de kruidenier om de hoek. Hij kwam onverrichter zake terug, met de mededeling dat die domme kruidenier niet eens wist wat ″opasuiker″ was.
Er was ook altijd wel een wisselend ander beleg om uit te kiezen: kaas, een plakje vlees, of jam. Het was feest als ik het laatste restje jam uit een ″lege″ pot mocht halen met een korstje brood aan een vork.
Vast ritueel bij elke maaltijd was het bidden vooraf, en Bijbellezen en bidden er na. Opa had veel ervaring opgedaan met voorgaan in gebed, als hoofd van een School met den Bijbel, en was, daaruit voortvloeiend, ook een der notabelen van het dorp.
Voor mij als jongetje waren die gebeden aan tafel om God te danken weliswaar gewoonte, maar nog weleens te hoog gegrepen en te langdradig om de spanningsboog van de eerbied vast te houden.
Zo zat ik een keer door de kiertjes van mijn ogen om me heen te kijken of iedereen wel braaf met de ogen dicht aandachtig luisterde naar opa′s keurig articulerende stem, waarin ik toch inmiddels ook een aantal cliché′s begon te herkennen.
Plotseling schrok iedereen zich wezenloos: een dreun op de tafel en rinkelend serviesgoed als bij een aardbeving! Opa keek met een streng, woedend gezicht naar mij, berispte mij en sprak met stemverheffing een ernstige waarschuwing uit over mijn open ogen, mijn ongehoorzaamheid en gebrek aan eerbied, en dat het slecht met me zou aflopen.
Na wat opa net uit de Bijbel gelezen had, over een toornige God, en ′s morgens ook al over een ″naijverig God″, wist ik ineens zeker: God lijkt op opa als die boos is!
12 januari 2023
230112 Alles in de wind
Onze overbuurvrouw is overleden. Cathy werd 89 jaar en is maandag in kleine kring aan haar laatste reis begonnen.
Ze overleefde haar man; toen ik hier kwam wonen heb ik hem nog wel gezien maar niet ontmoet.
Ook hun beide zonen overleefde ze. Over hen, Erik en Willem, heb ik geschreven in mijn blogs over muziek; het vaakst over Willem, de jongste.
Willem overleed in november 2017, bijna 58 jaar oud. Het beeld hoe Cathy met een paar schoenen van Willem in haar hand keek hoe hij de laatste keer vertrok per ambulance, zal voor altijd op mijn netvlies staan.
Erik, 19 maanden ouder, overleed 9 dagen nadat zijn uitzichtloze diagnose was gesteld in augustus 2018, op de dag af 9 maanden na Willem.
Cathy bleef achter als enige van haar gezin. Maar niet eenzaam en verloren: vrienden en vriendinnen van haar jongens bleven komen, zich om haar bekommeren en haar zaken behartigen. Twee in het bijzonder, tot en met de afhandeling na haar overlijden. Heel bijzonder om te zien hoe twee zulke tegengestelde persoonlijkheden zo liefdevol hebben samengewerkt. Ze konden weliswaar niet continu bij haar zijn, en de thuiszorg vulde de laatste tijd ook veel in.
Ondanks haar verdriet bleef Cathy het leven laconiek benaderen. Ze maakte grappen en zong allerlei liedjes die ze zich herinnerde. Maar de laatste tijd zakte ze langzaam weg in de schemering van dementie en een versleten lichaam.
Ze praatte graag over haar jeugd: ze was een schippersdochter. Toen ik hoorde dat ze was overleden, kwamen een paar regels uit een oud liedje tevoorschijn:
″Alles in de wind, alles in de wind / daar woont een aardig schipperskind″.
Alweer een hele tijd terug heb ik het daar met haar wel eens over gehad. Het schip van haar ouders was de ″Risico″. Als je er vanuit zou gaan dat ze tot pakweg haar twintigste aan boord gewoond heeft, dan is dat zo′n 70 jaar geleden, dus tot omstreeks 1950. Ik kreeg de indruk dat het geen erg groot schip was. Cathy vertelde dat ze van alles vervoerden wat er aan vracht aangeboden werd, zoals bouwmaterialen en landbouwproducten.
Dat bracht mijn gedachten terug naar die tijd, naar Hoogkerk, waar ik toen vaak vakanties doorbracht bij mijn opa en oma. Er lagen daar bijna altijd schepen voor het huis in het Aduarderdiep. De aanvoer van suikerbieten tijdens de campagne naar de suikerfabriek vlakbij vond vrijwel geheel plaats per schip, en restproducten, pulp, afgevoerd per schip.
Voor de N.V. Betonbouw, waar opa werkte, werd zand en grind per schip aangevoerd en de betonnen producten per schip naar hun bestemming gebracht.
Het huis van opa en oma had een buitenkraan. Sommige schippers hadden toestemming om water te halen bij die kraan.
Het leek Cathy heel goed mogelijk, dat ook zij wel in die buurt aangemeerd hadden gelegen om te wachten op het lossen of laden, en dat zij dan water hadden gehaald bij mijn opa en oma. En misschien hebben we elkaar toen al wel eens gezien. Misschien vond ze me toen wel een aardig klein jongetje, maar zekerheid krijgen we daarover niet. We konden het nu in elk geval wel goed vinden met elkaar.
Dat bijzondere gezin is nu weer compleet in een hiernamaals, dat in elk geval gevormd wordt door onze gedachten en herinneringen. De fotocollage die ik maakte na het overlijden van Erik heb ik daarom aangevuld.
Mijn eerdere blogs over (de muziek van) de broers: 180811, 171111, 150328 en 140521.
N.B.: De links zijn gerepareerd...
Ze overleefde haar man; toen ik hier kwam wonen heb ik hem nog wel gezien maar niet ontmoet.
Ook hun beide zonen overleefde ze. Over hen, Erik en Willem, heb ik geschreven in mijn blogs over muziek; het vaakst over Willem, de jongste.
Willem overleed in november 2017, bijna 58 jaar oud. Het beeld hoe Cathy met een paar schoenen van Willem in haar hand keek hoe hij de laatste keer vertrok per ambulance, zal voor altijd op mijn netvlies staan.
Erik, 19 maanden ouder, overleed 9 dagen nadat zijn uitzichtloze diagnose was gesteld in augustus 2018, op de dag af 9 maanden na Willem.
Cathy bleef achter als enige van haar gezin. Maar niet eenzaam en verloren: vrienden en vriendinnen van haar jongens bleven komen, zich om haar bekommeren en haar zaken behartigen. Twee in het bijzonder, tot en met de afhandeling na haar overlijden. Heel bijzonder om te zien hoe twee zulke tegengestelde persoonlijkheden zo liefdevol hebben samengewerkt. Ze konden weliswaar niet continu bij haar zijn, en de thuiszorg vulde de laatste tijd ook veel in.
Ondanks haar verdriet bleef Cathy het leven laconiek benaderen. Ze maakte grappen en zong allerlei liedjes die ze zich herinnerde. Maar de laatste tijd zakte ze langzaam weg in de schemering van dementie en een versleten lichaam.
Ze praatte graag over haar jeugd: ze was een schippersdochter. Toen ik hoorde dat ze was overleden, kwamen een paar regels uit een oud liedje tevoorschijn:
″Alles in de wind, alles in de wind / daar woont een aardig schipperskind″.
Alweer een hele tijd terug heb ik het daar met haar wel eens over gehad. Het schip van haar ouders was de ″Risico″. Als je er vanuit zou gaan dat ze tot pakweg haar twintigste aan boord gewoond heeft, dan is dat zo′n 70 jaar geleden, dus tot omstreeks 1950. Ik kreeg de indruk dat het geen erg groot schip was. Cathy vertelde dat ze van alles vervoerden wat er aan vracht aangeboden werd, zoals bouwmaterialen en landbouwproducten.
Dat bracht mijn gedachten terug naar die tijd, naar Hoogkerk, waar ik toen vaak vakanties doorbracht bij mijn opa en oma. Er lagen daar bijna altijd schepen voor het huis in het Aduarderdiep. De aanvoer van suikerbieten tijdens de campagne naar de suikerfabriek vlakbij vond vrijwel geheel plaats per schip, en restproducten, pulp, afgevoerd per schip.
Voor de N.V. Betonbouw, waar opa werkte, werd zand en grind per schip aangevoerd en de betonnen producten per schip naar hun bestemming gebracht.
Het huis van opa en oma had een buitenkraan. Sommige schippers hadden toestemming om water te halen bij die kraan.
Het leek Cathy heel goed mogelijk, dat ook zij wel in die buurt aangemeerd hadden gelegen om te wachten op het lossen of laden, en dat zij dan water hadden gehaald bij mijn opa en oma. En misschien hebben we elkaar toen al wel eens gezien. Misschien vond ze me toen wel een aardig klein jongetje, maar zekerheid krijgen we daarover niet. We konden het nu in elk geval wel goed vinden met elkaar.
Dat bijzondere gezin is nu weer compleet in een hiernamaals, dat in elk geval gevormd wordt door onze gedachten en herinneringen. De fotocollage die ik maakte na het overlijden van Erik heb ik daarom aangevuld.
Mijn eerdere blogs over (de muziek van) de broers: 180811, 171111, 150328 en 140521.
N.B.: De links zijn gerepareerd...
21 december 2022
221221 - Bliksems
Klaas was op weg naar een afspraak die hij niet mocht missen. Op fiets, en het was donker en hondeweer. Zijn route voerde hem over een smal, bochtig fietspad door het bos, dat hi goed kende, maar dat hielp in deze omstandigheden maar weinig.
De regen kwam met bakken uit de hemel, het stormde en onweerde.
Hij had haast,maar het was oppassen nu met de scherpe bochten, zo met de regen die in zijn gezicht plensde.
Er was nog een telefoontje gekomen toen hij al met de deurkruk in de hand stond om te vertrekken. Hij had gedacht dat het misschien ging om het afzeggen van de afspraak, maar het was een ander, urgent onderwerp dat niet toeliet om af te raffelen.
Zo snel als hij kon spoedde Klaas zich over het donkere fietspad. In een van de scherpe bochten voelde hij zijn achterwiel even wegglijden, eigenlijk niet zo gek bij deze hoeveelheid water op het gladde asfalt. Gelukkig was zijn verlichting perfect in orde.
Soms gaf het weerlicht zelfs in het bos genoeg licht. Het onweer leek nu wel erg dichtbij te komen. De tijd tussen de flits en het gerommel werd steeds korter.
Hij schrok: tegelijk met de volgende felle donderslag kwam - een tegenligger met grote snelheid de binnenbocht door, hij en de tegenligger maakten beide een noodstop. Ze stonden met de sturen tegen elkaar. Klaas slaakte een knetterende vloek.
De tegenligger leek even naar adem te happen, dan: ″Dat vloeken, daar zal God je voor straffen! Zo′n schandelijke godslastering dient nergens toe!″
Die stem, daaraan herkende hij Hendrik, onder collega′s apostel Hendrik genoemd. Klaas was nu helemaal woest.
″Hendrik, jij bent degene die die vloek veroorzaakt door je roekeloze gedrag! Wat is erger, vloeken of een vloek uitlokken?″
Klaas was nog niet uitgepraat of de bliksem spleet de boom waartegen Hendrik geleund stond, vrijwel tegelijk een knetterende donderslag. Hij voelde zelf een tinteling door zijn hele lijf gaan.
Hendrik lag doodstil op de grond, half onder zijn fiets. Tja, dacht Klaas, altijd was Hendrik er als de kippen bij om mensen te corrigeren als iemand vloekte of ″het geloof″ ter sprake kwam, toch wist hij veel minder van de Bijbel en het christendom dan Klaas zelf, die er mee opgevoed, maar dat ontgroeid was.
Hendrik was gelovig geworden omdat hij anders van zijn schoonmoeder geen verkering mocht hebben met zijn Gerda, die inmiddels haar heil elders had gezocht. Dat had Hendrik alleen maar dweperiger gemaakt leek het wel.
Klaas pakte zijn telefoon, belde 112, en probeerde uit te leggen hoe de hulpdiensten hier ter plaatse moesten komen.
De regen kwam met bakken uit de hemel, het stormde en onweerde.
Hij had haast,maar het was oppassen nu met de scherpe bochten, zo met de regen die in zijn gezicht plensde.
Er was nog een telefoontje gekomen toen hij al met de deurkruk in de hand stond om te vertrekken. Hij had gedacht dat het misschien ging om het afzeggen van de afspraak, maar het was een ander, urgent onderwerp dat niet toeliet om af te raffelen.
Zo snel als hij kon spoedde Klaas zich over het donkere fietspad. In een van de scherpe bochten voelde hij zijn achterwiel even wegglijden, eigenlijk niet zo gek bij deze hoeveelheid water op het gladde asfalt. Gelukkig was zijn verlichting perfect in orde.
Soms gaf het weerlicht zelfs in het bos genoeg licht. Het onweer leek nu wel erg dichtbij te komen. De tijd tussen de flits en het gerommel werd steeds korter.
Hij schrok: tegelijk met de volgende felle donderslag kwam - een tegenligger met grote snelheid de binnenbocht door, hij en de tegenligger maakten beide een noodstop. Ze stonden met de sturen tegen elkaar. Klaas slaakte een knetterende vloek.
De tegenligger leek even naar adem te happen, dan: ″Dat vloeken, daar zal God je voor straffen! Zo′n schandelijke godslastering dient nergens toe!″
Die stem, daaraan herkende hij Hendrik, onder collega′s apostel Hendrik genoemd. Klaas was nu helemaal woest.
″Hendrik, jij bent degene die die vloek veroorzaakt door je roekeloze gedrag! Wat is erger, vloeken of een vloek uitlokken?″
Klaas was nog niet uitgepraat of de bliksem spleet de boom waartegen Hendrik geleund stond, vrijwel tegelijk een knetterende donderslag. Hij voelde zelf een tinteling door zijn hele lijf gaan.
Hendrik lag doodstil op de grond, half onder zijn fiets. Tja, dacht Klaas, altijd was Hendrik er als de kippen bij om mensen te corrigeren als iemand vloekte of ″het geloof″ ter sprake kwam, toch wist hij veel minder van de Bijbel en het christendom dan Klaas zelf, die er mee opgevoed, maar dat ontgroeid was.
Hendrik was gelovig geworden omdat hij anders van zijn schoonmoeder geen verkering mocht hebben met zijn Gerda, die inmiddels haar heil elders had gezocht. Dat had Hendrik alleen maar dweperiger gemaakt leek het wel.
Klaas pakte zijn telefoon, belde 112, en probeerde uit te leggen hoe de hulpdiensten hier ter plaatse moesten komen.
21 februari 2022
220222 - Johan, ★ 8 juni 1946 - † 4 februari 2022
Als je bij Johan op bezoek was geweest, was zijn vaste afscheidsgroet: "Mooi da'j d'r waren!" 1
Johan was 11, ik was 14 toen we elkaar leerden kennen. Toen waren we ook ineens broers, want in juni 1957 trouwde mijn moeder met zijn vader. Hij was een van de negen kinderen van die vader, de op een na jongste. Ik was enig kind van mijn moeder.
Wij hadden tien jaar bij haar ouders gewoond, in het laatst alleen bij opa, een gepensioneerd hoofd ener School met den Bijbel.
Het was de overgang van een eigen kamertje, naar een slaapkamer waar vier jongens sliepen, en waar in dat huis zes tieners en twens hun huiswerk moesten doen, en voorbereidingen voor catechisatie, verenigingsleven en een muziekkorps.
Het was ook een cultuurschok: van een woning met een keurig onderhouden tuin, grenzend aan het bos, van een straat waar artsen, leraren, wethouders en een dominee woonden, naar het rommelige erf van een klompenmakerij in een agrarisch dorp.
Over opa's huis schreef ik al eens een blog, met een foto erbij waarop te zien is hoe opa's blauwe regen aan de gevel er nog was: 161102 - Familiedag, blauw bloed en sanitaire voorzieningen.
Het was geen grootse bruiloft. Als een oom, broer van mijn vader, geen kiekjes had gemaakt, waren er waarschijnlijk geen foto's geweest. Hij gaf mij later enkele negatieven.
Het gezin in nieuwe samenstelling ging op de foto, inclusief de partners van de oudste broer en zus en een kleinkind. Het kleinkind is anderhalf jaar jonger dan de jongste zoon. Ik zit links vooraan, Johan zit achter mij met zijn jongste broer.
We zijn nu 65 jaar verder. Op 4 februari is Johan overleden. Hij was van de broers en zussen degene waarmee ik het meeste heb opgetrokken en contact gehouden.
Van die 10 broers en zussen (ik incluis) is de helft nog over. Er is een foto die ongeveer halverwege tussen toen en nu gemaakt is, op een familiedag waarschijnlijk.
Het trof mij, toen ik de foto weer zag, dat de nog levenden er allemaal bij elkaar staan, de vier broers rechts en de achterste van de zussen.
Ik paste me aan, ik leerde Drents. Een van de eerste Drentse vertalingen die ik leerde, was, dat de Bijbelse jongelui Sadrach, Mesach en Abednego, in Aalden soms Zaodzak 2, Meelzak en Albert Negenoog werden genoemd.
Het meest trok ik op met Johan. De voorlaatste keer dat ik bij hem was, hadden we het nog weer eens over de Nebukadracekar. Dat was onze versie van een racefiets, waar we later nog een "zijspan" aan maakten. Die exotische naam was afgeleid van de Babylonische koning die Zaodzak, Meelzak en Albert Negenoog in het vuur liet gooien, omdat ze "niet umliek wollen". 3
Dat oude fietsje was een doortrapper. We hadden een keer een springschans gemaakt door een steigerplank tegen een bult zand op te leggen, ongeveer op de plek net achter waar hij op deze foto poseert. Toen nog zonder zijspan. Johan reed met een flinke gang tegen die plank op, maar helaas, geen kettingkast: zijn nieuwe spijkerbroek kwam tussen de ketting, en scheurde open van onder tot aan het kruis. Mam zag het gebeuren vanuit de kamer, en schaterde het uit.
Niet vanwege die broek herinnerde Johan zich, maar vanwege zijn beteuterde gezicht!
We hadden ons "geheime" hok gemaakt in de hanebalken van de keet waarin de klompenmakerij zat. Soms lagen we er een poos te lezen in cowboy- of detective romannetjes, of een exemplaar uit de stapel van het jeugdblad "Arend" waarop ik geabonneerd was geweest.
Daar hielden we ons schuil als Pap een persoonlijke onweersbui had. En daar was niet veel voor nodig.
Tussen Pap en mij was het al vrij snel misgelopen, en naarmate Johan opgroeide durfde hij ook meer weerwoord te geven.
Na het eten werd door Pap altijd een stuk uit de Bijbel gelezen. Dat ging hem niet altijd gemakkelijk af. Een keer bij een langdurige aarzeling van Pap, zei Johan: "Dik woord, sla maar over!"
's Zondagsmiddags vroeg Pap na het eten altijd aan een van ons, over welke tekst de dominee gepreekt had, dan las hij die tekst voor. Het was ook om te controleren of je wel naar de kerk geweest was en of je opgelet had.
Een keer toen Johan gespijbeld had, was zijn antwoord: "Dat ging over de zonde, hij was d'r vierkant tegen!"
Niet dat we onafscheidelijk waren, we hadden allebei onze eigen vriendenkring.
De andere broers en ik waren naar de LTS in Coevorden geweest. Dat was verder fietsen dan Emmen, maar die school stond beter aangeschreven. Johan ging naar de nieuwe, net geopende christelijke LTS in Emmen om het timmervak te leren.
Ik werkte toen al in Groningen en mocht om het andere weekend thuiskomen.
Johan ging bij de Marine, als beroeps. We schreven elkaar brieven in die tijd. We hadden allebei een rood tinneroy jack, Johan tekende zijn brieven met de afzender Roodjek. Maar de Marine beviel hem toch niet zo goed, en hij kreeg het voor elkaar om niet de volle tijd uit te hoeven dienen.
We hebben het pas ook nog gehad over onze fietsvakantie in die tijd. Ons eerste doel was Amsterdam. We kwamen de eerste dag maar halverwege, doordat Johan 's morgens pas thuiskwam uit dienst. We hebben bij een boerderij gevraagd of we in de hooischuur mochten slapen. Dat mocht, als we lucifers en aanstekers in bewaring gaven.
We zouden in Amsterdam naar een camping, maar de ouders van onze vriendin daar vonden het zo gezellig dat we de hele week gebleven zijn. De tent die ik voor die vakantie op de kop getikt had is ongebruikt gebleven. Die vriendin hadden we leren kennen doordat ze een keer in ons dorp logeerde, bij familie van haar Amsterdamse buren.
Het volgende reisdoel was Delfgauw, waar oudste zus Hennie woonde met haar gezin. We hebben die week Delft bekeken, ook het vrouwelijk schoon. Zo liepen we er achter een paar jongedames. Wij praatten Drents met elkaar, en hoorden de meisjes zeggen: "Hoor je dat, het zijn Duitsers!" Dat vonden ze blijkbaar eng.
Ook de terugweg naar Emmen haalden we niet in een keer. We hebben in een droge sloot geslapen, het was warm genoeg. En Johan sloeg nog een keer over de kop, hij slipte door een gleuf tussen de tegels van het slechte fietspad. Zijn fiets stond op de kop, op de plunjezak die overdwars op zijn bagagedrager zat, hij lag er naast. Zijn bezeerde knie heeft hij bezworen door hem in beweging te houden.
Daarna hadden we allebei ons werk, stichtten allebei ons eigen gezin. We zagen elkaar bij verjaardagen en dergelijke bijeenkomsten.
Pap had tegen het eind van zo'n avond de gewoonte om te gaan lopen scharrelen en aanstalten te maken om naar bed te gaan. Er waren een keer vroegere buren op bezoek, toen Pap ook met dat ritueel begon. Johan zei op een gegeven moment: "Kom vrouw, wij gaot hen bedde, de visite zal ook wel hen hoes willen!" 4 Die uitspraak is ook zo'n familieklassieker geworden.
De gezondheid van Tineke speelde een belangrijke rol, maar ik herinner me Tineke als een lieve, goedlachse en dappere vrouw die Johan goed weerwoord geven kon, maar ook makkelijk omging met zijn grappen en grollen.
Mijn huwelijk was minder bestendig, ik raakte met mezelf in de knoop en ben na 30 jaar gescheiden. Enkele jaren later vond ik Marijke.
Tineke was de eerste van de familie die mij met Marijke zag en ons binnen nodigde, toen we langs hun huis liepen op de terugweg van het kerkhof, waar ik op de verjaardag van mijn moeder altijd even naartoe ga.
Het verdriet van Johan, toen hij Tineke moest laten gaan, in november 2002.
Dan dat onverwachte telefoontje van Johan, in april 2003. Wat ik er van vond als hij een vriendin meenam naar mijn verjaardag. Hij had gemerkt dat sommige familieleden vonden dat hij er wel wat snel mee was.
Hij kende haar al langer en zij kende Tineke ook, vertelde hij. Aan zijn stem hoorde ik dat het goed was, en dat zei ik ook. Want als je iets goeds laat voorbijgaan op het moment dat het er is, ben je het misschien voorgoed kwijt.
Dat de combinatie Rika en Johan goed was is voor iedereen duidelijk. Twee mensen met allebei groot verdriet in hun bagage, die er samen iets moois van hebben gemaakt.
En dat eindigt nu op deze droevige manier, en Rika blijft weer alleen achter.
De afscheidsdienst was in kerkgebouw Ichthus. In de tijd dat mijn moeder en ik bij opa en oma woonden, is dat gebouwd en kwam ik er elke zondag. Pas een paar jaar geleden ontdekte ik dat de architect een neef van mijn moeder was, die ook de kerk in Aalden ontworpen heeft, waar de huwelijksfoto va Pap en Mam gemaakt is. Johan was actief in het kerkelijke gebeuren. Hij zong in het koor, net als Mam vroeger. En in de dienst refereerde de dominee er aan, dat alles wat je daar zag dat van hout was, door Johan was gemaakt.
De laatste keer heb ik een poos naast Johans bed gezeten. Hand in hand.
Tot hij zijn hand terughaalde: hij had het zo warm.
Terwijl ik daaraan terugdenk zie ik zijn gezicht voor me, met die schalkse blik van hem, en hoorde hem in gedachten zeggen: "'t Was ook allèn maar umda'j zukke lekker kôlle handen hadden!" 5
Het blijkt de laatste keer te zijn geweest, en ook toen zei Johan: "Mooi da'j d'r waren!"
Het was ons definitieve afscheid, en ik zeg: "Johan, mooi da'j d'r waren!"
Zonder jou was voor mij het leven minder kleurrijk geweest. En je bent de enige geweest die er een keer tussen sprong toen Pap me onterecht beschuldigde. Je was voor mij het dichtste bij in dat nieuwe gezin en heel vaak een lichtpunt in die moeilijke periode.
Maar je andere afscheidsgroet: "Maol naokommen" 6, hoop ik nog een poosje uit te stellen.
1 Fijn dat je er was.
2 zak met gedorst graan.
3 omdat ze niet wilden gehoorzamen.
4 Kom vrouw, we gaan naar bed, het bezoek zal ook wel naar huis willen.
5 't Was ook alleen omdat je zulke lekker koude handen had!
6 Kom nog een keer weer, of: kom ook eens bij ons.
Johan was 11, ik was 14 toen we elkaar leerden kennen. Toen waren we ook ineens broers, want in juni 1957 trouwde mijn moeder met zijn vader. Hij was een van de negen kinderen van die vader, de op een na jongste. Ik was enig kind van mijn moeder.
Wij hadden tien jaar bij haar ouders gewoond, in het laatst alleen bij opa, een gepensioneerd hoofd ener School met den Bijbel.
Het was de overgang van een eigen kamertje, naar een slaapkamer waar vier jongens sliepen, en waar in dat huis zes tieners en twens hun huiswerk moesten doen, en voorbereidingen voor catechisatie, verenigingsleven en een muziekkorps.
Het was ook een cultuurschok: van een woning met een keurig onderhouden tuin, grenzend aan het bos, van een straat waar artsen, leraren, wethouders en een dominee woonden, naar het rommelige erf van een klompenmakerij in een agrarisch dorp.
Over opa's huis schreef ik al eens een blog, met een foto erbij waarop te zien is hoe opa's blauwe regen aan de gevel er nog was: 161102 - Familiedag, blauw bloed en sanitaire voorzieningen.
Het was geen grootse bruiloft. Als een oom, broer van mijn vader, geen kiekjes had gemaakt, waren er waarschijnlijk geen foto's geweest. Hij gaf mij later enkele negatieven.
Het gezin in nieuwe samenstelling ging op de foto, inclusief de partners van de oudste broer en zus en een kleinkind. Het kleinkind is anderhalf jaar jonger dan de jongste zoon. Ik zit links vooraan, Johan zit achter mij met zijn jongste broer.
We zijn nu 65 jaar verder. Op 4 februari is Johan overleden. Hij was van de broers en zussen degene waarmee ik het meeste heb opgetrokken en contact gehouden.
Van die 10 broers en zussen (ik incluis) is de helft nog over. Er is een foto die ongeveer halverwege tussen toen en nu gemaakt is, op een familiedag waarschijnlijk.
Het trof mij, toen ik de foto weer zag, dat de nog levenden er allemaal bij elkaar staan, de vier broers rechts en de achterste van de zussen.
Ik paste me aan, ik leerde Drents. Een van de eerste Drentse vertalingen die ik leerde, was, dat de Bijbelse jongelui Sadrach, Mesach en Abednego, in Aalden soms Zaodzak 2, Meelzak en Albert Negenoog werden genoemd.
Het meest trok ik op met Johan. De voorlaatste keer dat ik bij hem was, hadden we het nog weer eens over de Nebukadracekar. Dat was onze versie van een racefiets, waar we later nog een "zijspan" aan maakten. Die exotische naam was afgeleid van de Babylonische koning die Zaodzak, Meelzak en Albert Negenoog in het vuur liet gooien, omdat ze "niet umliek wollen". 3
Dat oude fietsje was een doortrapper. We hadden een keer een springschans gemaakt door een steigerplank tegen een bult zand op te leggen, ongeveer op de plek net achter waar hij op deze foto poseert. Toen nog zonder zijspan. Johan reed met een flinke gang tegen die plank op, maar helaas, geen kettingkast: zijn nieuwe spijkerbroek kwam tussen de ketting, en scheurde open van onder tot aan het kruis. Mam zag het gebeuren vanuit de kamer, en schaterde het uit.
Niet vanwege die broek herinnerde Johan zich, maar vanwege zijn beteuterde gezicht!
We hadden ons "geheime" hok gemaakt in de hanebalken van de keet waarin de klompenmakerij zat. Soms lagen we er een poos te lezen in cowboy- of detective romannetjes, of een exemplaar uit de stapel van het jeugdblad "Arend" waarop ik geabonneerd was geweest.
Daar hielden we ons schuil als Pap een persoonlijke onweersbui had. En daar was niet veel voor nodig.
Tussen Pap en mij was het al vrij snel misgelopen, en naarmate Johan opgroeide durfde hij ook meer weerwoord te geven.
Na het eten werd door Pap altijd een stuk uit de Bijbel gelezen. Dat ging hem niet altijd gemakkelijk af. Een keer bij een langdurige aarzeling van Pap, zei Johan: "Dik woord, sla maar over!"
's Zondagsmiddags vroeg Pap na het eten altijd aan een van ons, over welke tekst de dominee gepreekt had, dan las hij die tekst voor. Het was ook om te controleren of je wel naar de kerk geweest was en of je opgelet had.
Een keer toen Johan gespijbeld had, was zijn antwoord: "Dat ging over de zonde, hij was d'r vierkant tegen!"
Niet dat we onafscheidelijk waren, we hadden allebei onze eigen vriendenkring.
De andere broers en ik waren naar de LTS in Coevorden geweest. Dat was verder fietsen dan Emmen, maar die school stond beter aangeschreven. Johan ging naar de nieuwe, net geopende christelijke LTS in Emmen om het timmervak te leren.
Ik werkte toen al in Groningen en mocht om het andere weekend thuiskomen.
Johan ging bij de Marine, als beroeps. We schreven elkaar brieven in die tijd. We hadden allebei een rood tinneroy jack, Johan tekende zijn brieven met de afzender Roodjek. Maar de Marine beviel hem toch niet zo goed, en hij kreeg het voor elkaar om niet de volle tijd uit te hoeven dienen.
We hebben het pas ook nog gehad over onze fietsvakantie in die tijd. Ons eerste doel was Amsterdam. We kwamen de eerste dag maar halverwege, doordat Johan 's morgens pas thuiskwam uit dienst. We hebben bij een boerderij gevraagd of we in de hooischuur mochten slapen. Dat mocht, als we lucifers en aanstekers in bewaring gaven.
We zouden in Amsterdam naar een camping, maar de ouders van onze vriendin daar vonden het zo gezellig dat we de hele week gebleven zijn. De tent die ik voor die vakantie op de kop getikt had is ongebruikt gebleven. Die vriendin hadden we leren kennen doordat ze een keer in ons dorp logeerde, bij familie van haar Amsterdamse buren.
Het volgende reisdoel was Delfgauw, waar oudste zus Hennie woonde met haar gezin. We hebben die week Delft bekeken, ook het vrouwelijk schoon. Zo liepen we er achter een paar jongedames. Wij praatten Drents met elkaar, en hoorden de meisjes zeggen: "Hoor je dat, het zijn Duitsers!" Dat vonden ze blijkbaar eng.
Ook de terugweg naar Emmen haalden we niet in een keer. We hebben in een droge sloot geslapen, het was warm genoeg. En Johan sloeg nog een keer over de kop, hij slipte door een gleuf tussen de tegels van het slechte fietspad. Zijn fiets stond op de kop, op de plunjezak die overdwars op zijn bagagedrager zat, hij lag er naast. Zijn bezeerde knie heeft hij bezworen door hem in beweging te houden.
Daarna hadden we allebei ons werk, stichtten allebei ons eigen gezin. We zagen elkaar bij verjaardagen en dergelijke bijeenkomsten.
Pap had tegen het eind van zo'n avond de gewoonte om te gaan lopen scharrelen en aanstalten te maken om naar bed te gaan. Er waren een keer vroegere buren op bezoek, toen Pap ook met dat ritueel begon. Johan zei op een gegeven moment: "Kom vrouw, wij gaot hen bedde, de visite zal ook wel hen hoes willen!" 4 Die uitspraak is ook zo'n familieklassieker geworden.
De gezondheid van Tineke speelde een belangrijke rol, maar ik herinner me Tineke als een lieve, goedlachse en dappere vrouw die Johan goed weerwoord geven kon, maar ook makkelijk omging met zijn grappen en grollen.
Mijn huwelijk was minder bestendig, ik raakte met mezelf in de knoop en ben na 30 jaar gescheiden. Enkele jaren later vond ik Marijke.
Tineke was de eerste van de familie die mij met Marijke zag en ons binnen nodigde, toen we langs hun huis liepen op de terugweg van het kerkhof, waar ik op de verjaardag van mijn moeder altijd even naartoe ga.
Het verdriet van Johan, toen hij Tineke moest laten gaan, in november 2002.
Dan dat onverwachte telefoontje van Johan, in april 2003. Wat ik er van vond als hij een vriendin meenam naar mijn verjaardag. Hij had gemerkt dat sommige familieleden vonden dat hij er wel wat snel mee was.
Hij kende haar al langer en zij kende Tineke ook, vertelde hij. Aan zijn stem hoorde ik dat het goed was, en dat zei ik ook. Want als je iets goeds laat voorbijgaan op het moment dat het er is, ben je het misschien voorgoed kwijt.
Dat de combinatie Rika en Johan goed was is voor iedereen duidelijk. Twee mensen met allebei groot verdriet in hun bagage, die er samen iets moois van hebben gemaakt.
En dat eindigt nu op deze droevige manier, en Rika blijft weer alleen achter.
De afscheidsdienst was in kerkgebouw Ichthus. In de tijd dat mijn moeder en ik bij opa en oma woonden, is dat gebouwd en kwam ik er elke zondag. Pas een paar jaar geleden ontdekte ik dat de architect een neef van mijn moeder was, die ook de kerk in Aalden ontworpen heeft, waar de huwelijksfoto va Pap en Mam gemaakt is. Johan was actief in het kerkelijke gebeuren. Hij zong in het koor, net als Mam vroeger. En in de dienst refereerde de dominee er aan, dat alles wat je daar zag dat van hout was, door Johan was gemaakt.
De laatste keer heb ik een poos naast Johans bed gezeten. Hand in hand.
Tot hij zijn hand terughaalde: hij had het zo warm.
Terwijl ik daaraan terugdenk zie ik zijn gezicht voor me, met die schalkse blik van hem, en hoorde hem in gedachten zeggen: "'t Was ook allèn maar umda'j zukke lekker kôlle handen hadden!" 5
Het blijkt de laatste keer te zijn geweest, en ook toen zei Johan: "Mooi da'j d'r waren!"
Het was ons definitieve afscheid, en ik zeg: "Johan, mooi da'j d'r waren!"
Zonder jou was voor mij het leven minder kleurrijk geweest. En je bent de enige geweest die er een keer tussen sprong toen Pap me onterecht beschuldigde. Je was voor mij het dichtste bij in dat nieuwe gezin en heel vaak een lichtpunt in die moeilijke periode.
Maar je andere afscheidsgroet: "Maol naokommen" 6, hoop ik nog een poosje uit te stellen.
1 Fijn dat je er was.
2 zak met gedorst graan.
3 omdat ze niet wilden gehoorzamen.
4 Kom vrouw, we gaan naar bed, het bezoek zal ook wel naar huis willen.
5 't Was ook alleen omdat je zulke lekker koude handen had!
6 Kom nog een keer weer, of: kom ook eens bij ons.
19 december 2021
211219 Dikke brilleglazen, andere kijk op het verleden
Kijkend naar Daar was laatst op RTV Drenthe, met vader en dochter Harm en Willemien Dijkstra, hoorde ik een bekende naam noemen uit een, voor mij, ver verleden: Roelof Sieben.
Drie jaar lang, van 1957 tot 1960, woonde ik tegenover hem, met zijn Winkel van Sinkel, zoals wij dat wel eens noemden. Een beetje vreemde man vond ik, waar ik niet meer contact mee gehad heb dan dat ik er een of twee keren in de winkel geweest ben. Een beetje morsige man met van die hele dikke brilleglazen.
Pas nu ontdek ik dat hij schrijver was, en dat we allebei in dat dikke boek staan: Drentse Literatuurgeschiedenis deel ll – Waor roet en blommen wortel schiet in ’t veld van dr. Henk Nijkeuter over de naoorlogse geschiedenis van de Drentse letterkunde.
Zo zie je maar weer, dat je het verleden wel kunt vergeten, maar dat het verleden jou niet vergeet, en hoe je dan soms iets te weten kunt komen waarvan je in de verste verte geen vermoeden had.
De puber die ik toen was had nooit gedacht dat hij schrijven als hobby had, met zijn slechte gezichtsvermogen (hij blijkt geleden te hebben aan een progressieve oogziekte), en dat hij ooit iets anders gedaan had dan die winkel runnen, en dat hij ooit ergens anders gewoond had dan in Aalden… (voor outsiders: Aalden en Zweeloo worden vaak samen Zweeloo genoemd)
Roelof Sieben bleek veel aan te merken te hebben op het "onechte Drentse volkslied", dat begint met "Ik heb u lief mijn heerlijk landje", iets dat een oprechte Drent nooit zo zou zeggen, en waarvan de schrijver, Jan Uilenberg, nadien ook nog een besmet blazoen kreeg: fout in de oorlog.
Op de Groen van Prinstererschool in Emmen hebben we het wel geleerd - meester Garssen, iemand met altijd een twinkeling in de ogen, zei een keer tegen een klasgenoot: "Ik heb het wel gehoord, Joop, jij zong: ik heb u lief mijn heerlijk Antje!"
Naar verluidt is Antje later in Aalden gaan wonen, maar niet met Joop..
Drie jaar lang, van 1957 tot 1960, woonde ik tegenover hem, met zijn Winkel van Sinkel, zoals wij dat wel eens noemden. Een beetje vreemde man vond ik, waar ik niet meer contact mee gehad heb dan dat ik er een of twee keren in de winkel geweest ben. Een beetje morsige man met van die hele dikke brilleglazen.
Pas nu ontdek ik dat hij schrijver was, en dat we allebei in dat dikke boek staan: Drentse Literatuurgeschiedenis deel ll – Waor roet en blommen wortel schiet in ’t veld van dr. Henk Nijkeuter over de naoorlogse geschiedenis van de Drentse letterkunde.
Zo zie je maar weer, dat je het verleden wel kunt vergeten, maar dat het verleden jou niet vergeet, en hoe je dan soms iets te weten kunt komen waarvan je in de verste verte geen vermoeden had.
De puber die ik toen was had nooit gedacht dat hij schrijven als hobby had, met zijn slechte gezichtsvermogen (hij blijkt geleden te hebben aan een progressieve oogziekte), en dat hij ooit iets anders gedaan had dan die winkel runnen, en dat hij ooit ergens anders gewoond had dan in Aalden… (voor outsiders: Aalden en Zweeloo worden vaak samen Zweeloo genoemd)
Roelof Sieben bleek veel aan te merken te hebben op het "onechte Drentse volkslied", dat begint met "Ik heb u lief mijn heerlijk landje", iets dat een oprechte Drent nooit zo zou zeggen, en waarvan de schrijver, Jan Uilenberg, nadien ook nog een besmet blazoen kreeg: fout in de oorlog.
Op de Groen van Prinstererschool in Emmen hebben we het wel geleerd - meester Garssen, iemand met altijd een twinkeling in de ogen, zei een keer tegen een klasgenoot: "Ik heb het wel gehoord, Joop, jij zong: ik heb u lief mijn heerlijk Antje!"
Naar verluidt is Antje later in Aalden gaan wonen, maar niet met Joop..
07 december 2021
211207 - Stem
Schrijven is iets waarin je je ei kwijt kunt, en plezier aan beleeft.
Je krijgt een bericht onder ogen, waarin gevraagd wordt om een verhaal te schrijven van maximaal 500 woorden, met als thema de stem van je vader of je moeder.
Dan denk je aan dat kleine fotootje waar je als baby bij je vader op de arm zit.
Hij heeft je zijn pet opgezet. Het is de enige foto waar jullie samen op staan, een paar maanden later was hij dood.
Je realiseert je dat je zijn stem moet hebben gehoord.
Die moet ergens heel diep in jouw vroegste, onbewuste herinneringen verborgen zijn.
Je probeert zijn stem te reconstrueren door de herinneringen aan de stemmen van zijn drie broers en je opa naar voren te halen.
Bij alle vier zit er een Groningse klankkleur in, bij opa ook een Friese.
Je weet uit nagelaten brieven aan je moeder, dat hij tussen het ouderwetse, toen correcte Nederlands nog wel eens een opmerking of grap in het Gronings schreef.
Het lukt niet, je krijgt geen letter op papier. En de deadline is gepasseerd.
Je krijgt een bericht onder ogen, waarin gevraagd wordt om een verhaal te schrijven van maximaal 500 woorden, met als thema de stem van je vader of je moeder.
Dan denk je aan dat kleine fotootje waar je als baby bij je vader op de arm zit.
Hij heeft je zijn pet opgezet. Het is de enige foto waar jullie samen op staan, een paar maanden later was hij dood.
Je realiseert je dat je zijn stem moet hebben gehoord.
Die moet ergens heel diep in jouw vroegste, onbewuste herinneringen verborgen zijn.
Je probeert zijn stem te reconstrueren door de herinneringen aan de stemmen van zijn drie broers en je opa naar voren te halen.
Bij alle vier zit er een Groningse klankkleur in, bij opa ook een Friese.
Je weet uit nagelaten brieven aan je moeder, dat hij tussen het ouderwetse, toen correcte Nederlands nog wel eens een opmerking of grap in het Gronings schreef.
Het lukt niet, je krijgt geen letter op papier. En de deadline is gepasseerd.
Labels:
Familie,
Foto,
herinnering,
Leven,
Streektaal,
Taal
07 april 2020
200406 - Van fietsen en picknick
In deze gekke tijd zijn er nog best leuke dingen te beleven, terwijl je je toch houdt aan de richtlijnen tegen overspringende ziektekiemen.
Zo maakten Marijke en ik een afspraakje, zoals we in gewone tijden ook wel doen. Dan fiets ik naar een ontmoetingspunt, waar zij per auto naartoe gaat. Naar believen ga ik dan in de auto mee terug, of ik fiets terug. Nu spraken we af dat ik mee terug zou rijden.
Mijn eerste stop was een audiëntie bij de Prinses van Zweeloo, want ik eet regelmatig onderweg. Vroeger deed ik dat tijdens het fietsen, maar tegenwoordig stop ik dan om adem te sparen.
Ik at wat, maakte een paar foto's en stapte weer op, om tot de ontdekking te komen dat de Prinses me waarschijnlijk nog wat langer wou laten blijven: lekke band.
Rustig de binnenband vervangen door een reserveband, en even zoeken naar de oorzaak. Het bleek een venijnig, piepklein metalen splintertje.
Na nog enkele tientallen kilometers pauzeerde ik bij een kanaal. Ik ben daar al heel vaak langsgekomen, maar nog nooit gestopt.
Tijdens het fietsen maak ik uiteraard geen foto's. De eerstvolgende maakte ik toen ik vanuit het bos een eerste blik kreeg op de vlakte, maar hoezo: grote stille heide?
Nog een paar honderd meter verder zag ik de eerste schapen. Als ze konden zwemmen, hadden ze gauw bij me kunnen zijn, maar ze schonken me geen aandacht.
Bij het Dwingelderveld zijn twee schaapskudde's: de een in een schapenkooi dicht bij het bezoekerscentrum, de kudde van Ruinen, en de andere locatie heet "Achter 't Zaand", bij het plaatsje Lhee. Die laatste lag direct langs mijn route, en ik hoorde dat er nieuw leven in overvloed was. Beide schaapskooien zijn momenteel niet toegankelijk voor publiek.
Vervolgens kwam ik bij oude, onlangs gerenoveerde radiotelescoop. Zo'n 55 jaar geleden ben ik daar voor het eerst geweest, met een excursie voor elektronici werkzaam bij de Rijksuniversiteit Groningen. In recentere jaren ben ik er vaak op fiets langsgekomen. Daar begint ook het fietspad over het Dwingelderveld, dat uitkomt bij het Bezoekerscentrum.
Dat pad voert langs de plek waar een huisje stond, waar Marijke en ik iets mee hebben. Helaas is het op 9 april 2018 's avonds afgebrand.
We hebben er in 2006 gedichten over gemaakt, voor een project ter herinnering aan Anne de Vries, die daar zijn inspiratie heeft opgedaan voor zijn boeken. Ook voorloper in de natuurbescherming Jac. P. Thijsse heeft daar een tijdelijk thuis gehad.
Ik heb er meerdere blogs over geschreven, het meest recent 180902 - Van brand en herinneringen. Daarin staan foto's van het huis en z'n omgeving, en links naar oudere verhalen van onze band met het Dwingelderveld en het keuterijtje op de Benderse Berg.
Ik maakte er nu weer een paar foto's. Ook de klapper met onze gedichten is in rook opgegaan. Zelfs de cementen vloer is nu weggehaald, het lijkt er dus niet op dat ze het gaan herbouwen.
Naar mijn idee is het goed te begrijpen dat hier veel inspiratie te halen was: de rust, de ruimte, het uitzicht!
En dan het laatste stukje naar onze ontmoetingsplek, de parkeerplaats bij het Bezoekerscentrum. Marijke was er al, ze had me kunnen volgen op haar smartphone. Dat is ook onze verbinding als ik onderweg pech zou krijgen die ik niet zelf verhelpen kan. Ze kan dan de navigatie instellen op mijn locatie, en als ik op een plek ben zonder naamsaanduidingen, kan ze me toch vinden.
Nu was ze ook een soort van redding, ik was (op een prettige manier) moe, want het was pas mijn tweede "revalidatietochtje" na de winter…
Lekkere krentenbolletjes, cake, en koffie. Want geen koffie of chocolademelk of koeken in het Bezoekerscentrum, ook dat is gesloten wegens de Covid-19 maatregelen.
Er kwam een kevertje gezellig naast me zitten. Mijn fiets rust ook uit, en op de achtergrond staat onze auto.
We zaten er een tijd heerlijk in de zon, Marijke liep nog even rond het bezoekerscentrum. Aangemoedigd door een paar struiken met beginnende krentebloesem, besloten we nog even naar Dwingelo te rijden. De pracht en praal van een soort kathedraal van krentenbloesem die ik daar ooit vond, is er niet meer: dat gedeelte is al een aantal jaren weggesnoeid. We vonden toch een paar mooie plekjes.
Zo hadden we ondanks de crisis toch een mooie dag, zonder op enig moment te dicht bij andere mensen te zijn. Genoten van het mooie weer, mijn fietstocht, de natuur, en het gezellige samenzijn op een voor ons "historische" plek!
Zo maakten Marijke en ik een afspraakje, zoals we in gewone tijden ook wel doen. Dan fiets ik naar een ontmoetingspunt, waar zij per auto naartoe gaat. Naar believen ga ik dan in de auto mee terug, of ik fiets terug. Nu spraken we af dat ik mee terug zou rijden.
Mijn eerste stop was een audiëntie bij de Prinses van Zweeloo, want ik eet regelmatig onderweg. Vroeger deed ik dat tijdens het fietsen, maar tegenwoordig stop ik dan om adem te sparen.
Ik at wat, maakte een paar foto's en stapte weer op, om tot de ontdekking te komen dat de Prinses me waarschijnlijk nog wat langer wou laten blijven: lekke band.
Rustig de binnenband vervangen door een reserveband, en even zoeken naar de oorzaak. Het bleek een venijnig, piepklein metalen splintertje.
Na nog enkele tientallen kilometers pauzeerde ik bij een kanaal. Ik ben daar al heel vaak langsgekomen, maar nog nooit gestopt.
Tijdens het fietsen maak ik uiteraard geen foto's. De eerstvolgende maakte ik toen ik vanuit het bos een eerste blik kreeg op de vlakte, maar hoezo: grote stille heide?
Nog een paar honderd meter verder zag ik de eerste schapen. Als ze konden zwemmen, hadden ze gauw bij me kunnen zijn, maar ze schonken me geen aandacht.
Bij het Dwingelderveld zijn twee schaapskudde's: de een in een schapenkooi dicht bij het bezoekerscentrum, de kudde van Ruinen, en de andere locatie heet "Achter 't Zaand", bij het plaatsje Lhee. Die laatste lag direct langs mijn route, en ik hoorde dat er nieuw leven in overvloed was. Beide schaapskooien zijn momenteel niet toegankelijk voor publiek.
Vervolgens kwam ik bij oude, onlangs gerenoveerde radiotelescoop. Zo'n 55 jaar geleden ben ik daar voor het eerst geweest, met een excursie voor elektronici werkzaam bij de Rijksuniversiteit Groningen. In recentere jaren ben ik er vaak op fiets langsgekomen. Daar begint ook het fietspad over het Dwingelderveld, dat uitkomt bij het Bezoekerscentrum.
Dat pad voert langs de plek waar een huisje stond, waar Marijke en ik iets mee hebben. Helaas is het op 9 april 2018 's avonds afgebrand.
We hebben er in 2006 gedichten over gemaakt, voor een project ter herinnering aan Anne de Vries, die daar zijn inspiratie heeft opgedaan voor zijn boeken. Ook voorloper in de natuurbescherming Jac. P. Thijsse heeft daar een tijdelijk thuis gehad.
Ik heb er meerdere blogs over geschreven, het meest recent 180902 - Van brand en herinneringen. Daarin staan foto's van het huis en z'n omgeving, en links naar oudere verhalen van onze band met het Dwingelderveld en het keuterijtje op de Benderse Berg.
Ik maakte er nu weer een paar foto's. Ook de klapper met onze gedichten is in rook opgegaan. Zelfs de cementen vloer is nu weggehaald, het lijkt er dus niet op dat ze het gaan herbouwen.
Naar mijn idee is het goed te begrijpen dat hier veel inspiratie te halen was: de rust, de ruimte, het uitzicht!
En dan het laatste stukje naar onze ontmoetingsplek, de parkeerplaats bij het Bezoekerscentrum. Marijke was er al, ze had me kunnen volgen op haar smartphone. Dat is ook onze verbinding als ik onderweg pech zou krijgen die ik niet zelf verhelpen kan. Ze kan dan de navigatie instellen op mijn locatie, en als ik op een plek ben zonder naamsaanduidingen, kan ze me toch vinden.
Nu was ze ook een soort van redding, ik was (op een prettige manier) moe, want het was pas mijn tweede "revalidatietochtje" na de winter…
Lekkere krentenbolletjes, cake, en koffie. Want geen koffie of chocolademelk of koeken in het Bezoekerscentrum, ook dat is gesloten wegens de Covid-19 maatregelen.
Er kwam een kevertje gezellig naast me zitten. Mijn fiets rust ook uit, en op de achtergrond staat onze auto.
We zaten er een tijd heerlijk in de zon, Marijke liep nog even rond het bezoekerscentrum. Aangemoedigd door een paar struiken met beginnende krentebloesem, besloten we nog even naar Dwingelo te rijden. De pracht en praal van een soort kathedraal van krentenbloesem die ik daar ooit vond, is er niet meer: dat gedeelte is al een aantal jaren weggesnoeid. We vonden toch een paar mooie plekjes.
Zo hadden we ondanks de crisis toch een mooie dag, zonder op enig moment te dicht bij andere mensen te zijn. Genoten van het mooie weer, mijn fietstocht, de natuur, en het gezellige samenzijn op een voor ons "historische" plek!
Labels:
Foto's,
Gedichten,
Gezondheid,
herinnering,
Indrukken,
Leven,
Natuur
25 januari 2020
200125 - ZOZ - Van Prikkebeen en Last Date
De hele week loop ik al met een lied in m'n hoofd dat is opgenomen in 1967 en uitgebracht in 1968, en waarvan ik maar een klein stukje intro hoef te horen, om het lang te laten beklijven. Zogezegd, een oorwurm dus: Prikkebeen, vanwege het refrein meestal aangeduid als Meester Prikkebeen.
De tekst is geschreven door de, vind ik, geniale tekstschrijver Lennaert Nijgh (en) - niet voor niets is een prijs voor de beste tekstdichter naar hem vernoemd, en hebben veel artiesten werk van hem opgenomen. De muziek is geschreven door Boudewijn de Groot (en), die het zingt in duet met Elly Nieman, vooral bekend als helft van het duo Elly en Rikkert.
Boudewijn de Groot en Elly Nieman - Meester Prikkebeen:
Om met Monty Python (nl) te spreken: "And now for something completely different: ik heb besloten om, in elk geval voorlopig, te stoppen met mijn vaste wekelijkse routine om mee te doen aan Zwijmelen Op Zaterdag. Het was een mooie tijd en een mooie stok achter de deur, maar ik wil wat meer ruimte maken voor andere zaken; niet persé over muziek, en niet persé blogsgewijs.
Als passend eindschot kies ik Last Date, oorspronkelijk van Floyd Cramer (nl). Ik had eerder al eens een paar versies geplaatst: 150711- ZOZ139 – Van piano's, dates en klavecimbels.
Ik vond een vocale versie door Dave Berry (nl), hier te lande vooral bekend van zijn opvallende nr.1 hit uit 1965, en tot 2016 in de Top 2000, This Strange Effect (nl): Dave Berry - This strange effect.
Dave Berry - My Last Date (with lyrics; 1964):
En nu de versie van de Zweedse gitaargroep The Spotnicks (nl), maar dan gespeeld door iemand die ik meermalen heb laten horen, Eugene Mago.
Eugene is min of meer een collega van me: hij heeft zijn werkzame jaren doorgebracht als programmeur - dat was voor mij een latere toevoeging aan mijn werk. Maar hij speelt gitaar (een enorm repertoire!), en ik niet…
Eugene Mago - Last Date (The Spotnicks):
Wat ik bijzonder grappig vind: toen ik dit blog klaar had, vroeg ik me af wanneer ik ook alweer begonnen was mee te doen met Zwijmelen op Zaterdag. Toen ontdekte ik, dat ik als eerste bijdrage óók een song in de versie van The Spotnicks, óók gespeeld door Eugene Mago, geplaatst had. Dat was mijn blog van zaterdag 10 mei 2014: ZOZ: Zwijmelen Op Zaterdag - Joey's Song, gekozen, omdat ik een kleinzoon heb die Joey heet.
Wie mee wil doen met (of luisteren/kijken/lezen bij andere deelnemers) ZOZ: Zwijmelen op Zaterdag, vindt de links bij Melody.
Afleveringen t/m ZOZ347 vind je bij Trees, en de afleveringen t/m ZOZ260 vind je bij de oorspronkelijke initiatiefneemster Marja.
De tekst is geschreven door de, vind ik, geniale tekstschrijver Lennaert Nijgh (en) - niet voor niets is een prijs voor de beste tekstdichter naar hem vernoemd, en hebben veel artiesten werk van hem opgenomen. De muziek is geschreven door Boudewijn de Groot (en), die het zingt in duet met Elly Nieman, vooral bekend als helft van het duo Elly en Rikkert.
Boudewijn de Groot en Elly Nieman - Meester Prikkebeen:
Om met Monty Python (nl) te spreken: "And now for something completely different: ik heb besloten om, in elk geval voorlopig, te stoppen met mijn vaste wekelijkse routine om mee te doen aan Zwijmelen Op Zaterdag. Het was een mooie tijd en een mooie stok achter de deur, maar ik wil wat meer ruimte maken voor andere zaken; niet persé over muziek, en niet persé blogsgewijs.
Als passend eindschot kies ik Last Date, oorspronkelijk van Floyd Cramer (nl). Ik had eerder al eens een paar versies geplaatst: 150711- ZOZ139 – Van piano's, dates en klavecimbels.
Ik vond een vocale versie door Dave Berry (nl), hier te lande vooral bekend van zijn opvallende nr.1 hit uit 1965, en tot 2016 in de Top 2000, This Strange Effect (nl): Dave Berry - This strange effect.
Dave Berry - My Last Date (with lyrics; 1964):
En nu de versie van de Zweedse gitaargroep The Spotnicks (nl), maar dan gespeeld door iemand die ik meermalen heb laten horen, Eugene Mago.
Eugene is min of meer een collega van me: hij heeft zijn werkzame jaren doorgebracht als programmeur - dat was voor mij een latere toevoeging aan mijn werk. Maar hij speelt gitaar (een enorm repertoire!), en ik niet…
Eugene Mago - Last Date (The Spotnicks):
Wat ik bijzonder grappig vind: toen ik dit blog klaar had, vroeg ik me af wanneer ik ook alweer begonnen was mee te doen met Zwijmelen op Zaterdag. Toen ontdekte ik, dat ik als eerste bijdrage óók een song in de versie van The Spotnicks, óók gespeeld door Eugene Mago, geplaatst had. Dat was mijn blog van zaterdag 10 mei 2014: ZOZ: Zwijmelen Op Zaterdag - Joey's Song, gekozen, omdat ik een kleinzoon heb die Joey heet.
Wie mee wil doen met (of luisteren/kijken/lezen bij andere deelnemers) ZOZ: Zwijmelen op Zaterdag, vindt de links bij Melody.
Afleveringen t/m ZOZ347 vind je bij Trees, en de afleveringen t/m ZOZ260 vind je bij de oorspronkelijke initiatiefneemster Marja.
Labels:
Familie,
herinnering,
Kunst en Cultuur,
Leven,
Mensen,
Muziek,
Wereld,
ZOZ
18 januari 2020
200118 - ZOZ - Van hondenvoer en kunststroming
Bij mijn Facebook-vriend Bertus ten Caat kwam ik een song tegen uit een grijs verleden. Dat was
Bonzo Dog Doo Dah Band - Rockalizer Baby. De naam van de band zat nog stevig in mijn geheugen, de muziek niet. Even speuren dus.
Volgens Wikipedia was de Bonzo Dog Doo Dah Band (nl) actief in de jaren 1962–1970, 1972, 1988 en 2002 tot heden, en hun genre wordt omschreven als "Comedy rock, psychedelic pop, trad jazz, avant-pop, experimental pop. Dat is nogal een breed spectrum!
De band kwam voort uit een los-vaste groep kunstacademie-studenten, die traditionele jazz speelden. Vandaar al die blazers, denk ik. Volgens een van de oprichters is de naam ontstaan door het spelen van een woordenspel. Dat spel uit de kunststroming Dada (nl) hield in, dat je woorden of zinnen op papier schrijft, dat papier in stukken scheurt, en willekeurig weer samenvoegt om nieuwe zinnen te vormen.

Eén van de zinnen was Bonzo Dog Dada Band: Bonzo Dog naar Bonzo the dog, een populaire cartoonfiguur, bedacht door George Studdy in de jaren 1920, en Dada naar de kunststroming. Zie ook the George Studdy and Bonzo web site. En inderdaad, dat hondenvoer dankt zijn naam aan de merchandising rond dit hondje!
De Bonzo Dog Doo-Dah Band heeft veel samengewerkt met Monty Python (nl), en dat is terug te zien in hun komische presentatie. Ze schijnen een voorliefde gehad te hebben voor dubbelzinnige teksten. Ze worden ook wel eens de Muzikale Monty Python genoemd.
Laten we beginnen met I'm the Urban Spaceman, geproduceerd door Paul McCartney (nl) van The Beatles en Gus Dudgeon (nl) die voor heel veel artiesten heeft gewerkt, o.a. Elton John.
Bonzo Dog Doo Dah Band - I'm the Urban Spaceman:
De volgende song doet me heel sterk ergens aan denken, maar ik kan er geen vat op krijgen; misschien zoek ik een verkeerde combinatie van melodie en stem…?
Bonzo Dog Doo Dah Band - Canyons Of Your Mind (1968):
Wie mee wil doen met (of luisteren/kijken/lezen bij andere deelnemers) ZOZ: Zwijmelen op Zaterdag, vindt de links bij Melody.
Afleveringen t/m ZOZ347 vind je bij Trees, en de afleveringen t/m ZOZ260 vind je bij de oorspronkelijke initiatiefneemster Marja.
Volgens Wikipedia was de Bonzo Dog Doo Dah Band (nl) actief in de jaren 1962–1970, 1972, 1988 en 2002 tot heden, en hun genre wordt omschreven als "Comedy rock, psychedelic pop, trad jazz, avant-pop, experimental pop. Dat is nogal een breed spectrum!
De band kwam voort uit een los-vaste groep kunstacademie-studenten, die traditionele jazz speelden. Vandaar al die blazers, denk ik. Volgens een van de oprichters is de naam ontstaan door het spelen van een woordenspel. Dat spel uit de kunststroming Dada (nl) hield in, dat je woorden of zinnen op papier schrijft, dat papier in stukken scheurt, en willekeurig weer samenvoegt om nieuwe zinnen te vormen.

Eén van de zinnen was Bonzo Dog Dada Band: Bonzo Dog naar Bonzo the dog, een populaire cartoonfiguur, bedacht door George Studdy in de jaren 1920, en Dada naar de kunststroming. Zie ook the George Studdy and Bonzo web site. En inderdaad, dat hondenvoer dankt zijn naam aan de merchandising rond dit hondje!
De Bonzo Dog Doo-Dah Band heeft veel samengewerkt met Monty Python (nl), en dat is terug te zien in hun komische presentatie. Ze schijnen een voorliefde gehad te hebben voor dubbelzinnige teksten. Ze worden ook wel eens de Muzikale Monty Python genoemd.
Laten we beginnen met I'm the Urban Spaceman, geproduceerd door Paul McCartney (nl) van The Beatles en Gus Dudgeon (nl) die voor heel veel artiesten heeft gewerkt, o.a. Elton John.
Bonzo Dog Doo Dah Band - I'm the Urban Spaceman:
De volgende song doet me heel sterk ergens aan denken, maar ik kan er geen vat op krijgen; misschien zoek ik een verkeerde combinatie van melodie en stem…?
Bonzo Dog Doo Dah Band - Canyons Of Your Mind (1968):
Wie mee wil doen met (of luisteren/kijken/lezen bij andere deelnemers) ZOZ: Zwijmelen op Zaterdag, vindt de links bij Melody.
Afleveringen t/m ZOZ347 vind je bij Trees, en de afleveringen t/m ZOZ260 vind je bij de oorspronkelijke initiatiefneemster Marja.
Labels:
herinnering,
Humor,
Kunst en Cultuur,
Leven,
Mensen,
Muziek,
Taal,
ZOZ
28 december 2019
191228 - ZOZ - Van uitbuiken en reflecteren
Aan het eind van het jaar maken de meesten van ons het gezellig, in welke vorm dan ook. De een gaat uit eten, naar concerten of kerkdiensten, de ander krijgt familie op bezoek of gaat zelf uit logeren. Er zijn ook mensen ziek, of eenzaam, of met verdrietige gedachten over hun familieleden of hun leven, en soms spelen dergelijke gedachten op de achtergrond door de gezelligheid heen.
Wij hadden de eerste Kerstdag voor ons tweeën, en trakteerden onszelf op een romantische, doch eenvoudige en voedzame kaasfondue.
Tweede Kerstdag hadden we het huis vol met de gezinnen van kinderen "van over ver", elk op zo'n 200 km hier vandaan, en onderling ook een flinke afstand, waardoor we elkaar niet zo vaak zien.
We genieten dan traditioneel een kerstmaaltijd, waaraan ieder het hare of zijne bijdraagt. Aangezien we lekkerbekken in de gelederen hebben die er genoegen in scheppen om iets te bereiden dat smakelijk en verrassend is, komen we op zo'n dag niets tekort.
Vaak benadert het resultaat een niveau dat gastronomie genoemd mag worden. Nou heb ik tot voor kort, als barbaar op dat gebied, lang gedacht dat het woord uit twee delen bestond, waarvan ik het tweede deel niet begreep: gas tronomie. Dit vanwege a) de brandstof voor het koken, en b) het resultaat als je teveel gegeten hebt… 😉
Als dan op de "derde kerstdag" de laatste logees vertrokken zijn en het laatste opruimen gedaan is, val je in een leegte, met een terugblik op een veel te kort, heel genoeglijk samenzijn.
De gedachten gaan verder, alle kanten op, je overdenkt je zonden en je zegeningen, en dan ineens denk je: verhip: morgen is het Zwijmeldag!
Melig als je bent, hoef je niet zo nodig een zware maaltijd en je denkt: geef mij maar een wortel, en je komt terecht bij Bugs Bunny (nl).
Deze zorgeloze ("Eh...What's up, doc?") alleskunner uit Looney Tunes (nl) blijkt zelfs klassieke muziek te kunnen spelen, en dat past natuurlijk helemaal bij deze dagen!
Dit is een ingekorte versie; Boomerang (nl) vond, denk ik, het eerste deel te heftig voor kleine kinderen: als hij wil gaan spelen, begint iemand in de zaal tot twee keer toe vreselijk te hoesten, en daar maakt Bugs rigoureus een eind aan...
Looney Tunes Classic - Rhapsody Rabbit:
Wie mee wil doen met (of luisteren/kijken/lezen bij andere deelnemers) ZOZ: Zwijmelen op Zaterdag, vindt de links bij Melody.
Afleveringen t/m ZOZ347 vind je bij Trees, en de afleveringen t/m ZOZ260 vind je bij de oorspronkelijke initiatiefneemster Marja.
Wij hadden de eerste Kerstdag voor ons tweeën, en trakteerden onszelf op een romantische, doch eenvoudige en voedzame kaasfondue.
Tweede Kerstdag hadden we het huis vol met de gezinnen van kinderen "van over ver", elk op zo'n 200 km hier vandaan, en onderling ook een flinke afstand, waardoor we elkaar niet zo vaak zien.
We genieten dan traditioneel een kerstmaaltijd, waaraan ieder het hare of zijne bijdraagt. Aangezien we lekkerbekken in de gelederen hebben die er genoegen in scheppen om iets te bereiden dat smakelijk en verrassend is, komen we op zo'n dag niets tekort.
Vaak benadert het resultaat een niveau dat gastronomie genoemd mag worden. Nou heb ik tot voor kort, als barbaar op dat gebied, lang gedacht dat het woord uit twee delen bestond, waarvan ik het tweede deel niet begreep: gas tronomie. Dit vanwege a) de brandstof voor het koken, en b) het resultaat als je teveel gegeten hebt… 😉
Als dan op de "derde kerstdag" de laatste logees vertrokken zijn en het laatste opruimen gedaan is, val je in een leegte, met een terugblik op een veel te kort, heel genoeglijk samenzijn.
De gedachten gaan verder, alle kanten op, je overdenkt je zonden en je zegeningen, en dan ineens denk je: verhip: morgen is het Zwijmeldag!
Melig als je bent, hoef je niet zo nodig een zware maaltijd en je denkt: geef mij maar een wortel, en je komt terecht bij Bugs Bunny (nl).
Deze zorgeloze ("Eh...What's up, doc?") alleskunner uit Looney Tunes (nl) blijkt zelfs klassieke muziek te kunnen spelen, en dat past natuurlijk helemaal bij deze dagen!
Dit is een ingekorte versie; Boomerang (nl) vond, denk ik, het eerste deel te heftig voor kleine kinderen: als hij wil gaan spelen, begint iemand in de zaal tot twee keer toe vreselijk te hoesten, en daar maakt Bugs rigoureus een eind aan...
Looney Tunes Classic - Rhapsody Rabbit:
Wie mee wil doen met (of luisteren/kijken/lezen bij andere deelnemers) ZOZ: Zwijmelen op Zaterdag, vindt de links bij Melody.
Afleveringen t/m ZOZ347 vind je bij Trees, en de afleveringen t/m ZOZ260 vind je bij de oorspronkelijke initiatiefneemster Marja.
Labels:
Familie,
herinnering,
Humor,
Indrukken,
Kunst en Cultuur,
Leven,
Mensen,
Muziek,
ZOZ
Abonneren op:
Posts (Atom)